151-200 Flashcards
het goud
l’or
zich afvragen
se demander
het spel
le jeu
checken
vérifier
brengen
apporter
weten
savoir
naar beneden
vers la bas
tirer
trekken
echt
réel
een keer
un fois
verschijnen
paraître
vlak
plaine
nooit
jamais
niets
rien
de wind
le vent
de rivier
la rivière
het vuur
le feu
plein
vol
leiden
conduire
lijden
souffrir
de geest (als in in je kop)
l’esprit
achter
derrière
bereiken
atteindre
meerdere
plusieurs
veschijnen
apparaître
de regel
la règle
geloven
croire
plotseling
soudain
het onderwerp
le sujet
variëren
varier
erbij betrekken
inclure
de golf
la vague
dansen
danser
de positie
la position
het bos
la forêt
de zomer
l’été
de herfst
l’automne
de winter
l’hiver
de lente
les printemps
de oefening
l’exercice
wensen
souhaiter
het gras
l’erbe
het werk
le travail
dragen
porter
blij
heureux
verdrietig
triste
verward
confus
afgeleid
dérivé
onzeker
précaire
angstig
anxieux