251-300 Flashcards
vroeger
autrefois
de schaar
les ciseaux
afschaffen
fournir
lenen van iemand
emprunter
uitlenen, lenen aan iemand
prêter à quelqu’un
de hitte
la chaleur
behalve
sauf
het verslag
le compte-rendu
de vergadering
la réunion
brengen
rendre
de weersverwachting
la prévision météorologique
huisvesten
hébérger
de daklozen
les sans-arbi
het is nodig
il faut que
eerlijk gezegd
franchement
eindelijk
enfin
bang zijn voor
avoir peur de
in ieder geval
toutefois
ver weg zijn
être loin
de weg
la façon
blijven
dermeurer
een viervoud
un quadruple
afsluiten
serrer
het slot
la serrure
in het oog
à l’oeil
de hoogtevrees
le vertige
de klimsport
l’escalade
het merk
la amrque
de vergissing
l’erreur (v)
niezen
éternuer
snurken
ronfler
hoesten
tousser
snuffelen
renifler
hangen
accrocher
nodig hebben
avoir besoin
springen
sauter
kopje ondergaan
disparaître sous l’eau
soms
parfois
een slok water binnenkrijgen
boire la tasse
begin (maand)
début (mois)
diegene
ceux
het kampvuur
le feu de camp
de fakkel
le flambeau
splitsen, uit elkaar halen
écarter
iemand
quelqu’un
jeuken
dememanger
ik zweer (je)
je tu jure
de vaatdoek
la lavette
achteruit
en arrière
in plaats van
plûtot