13.7 Winnen en verliezen Flashcards
opgeven
aufgeben; gibt auf, gab auf, hat aufgegeben
opstellen
aufstellen
Voor deze wedstrijd heeft de trainer een compleet nieuw team opgesteld
Für dieses Spiel hat der Trainer eine komplett neue Mannschaft aufgestellt
de Duitse eredivisie (= hoogste Duitse voetbalcompetitie)
die Bundesliga
het resultaat
das Ergebnis, die Ergebnisse
de tegenstander
der Gegner, die Gegner
winnen
gewinnen, gewann, hat gewonnen
strijden, vechten, spelen tegen
kämpfen
de concurrent
der Konkurrent, die Konkurrenten
de prestatie
die Leistung, die Leistungen
de divisie
die Liga, die Ligen
het elftal, het team
die Mannschaft, die Mannschaften
de nederlaag
die Niederlage, die Niederlagen
de race, de wedstrijd (lopen, rijden)
das Rennen, die Rennen
De race werd gewonnen door de coureur met de rode wagen
Das Rennen gewann der Fahrer des roten Wagens
de overwinning
der Sieg, die Siege
de (over)winnar
der Sieger, die Sieger
het spel, de wedstrijd
das Spiel, die Spiele
de speler
der Spieler, die Spieler
het stadion
das Stadion, die Stadien
het team
das Team, die Teams
het toernooi
das Turnier, die Turniere
verliezen
verlieren, verlor, hat verloren
de wereldkampioen
der Welmeister, die Weltmeister
Brazilië is al vijf keer wereldkampioen voetbal geweest
Brasilien ist bereits fünf Mal Weltmeister im Fußball gewesen
het wereldkampioenschap (WK)
die Welmeisterschaft (WM), die Weltmeisterschaften
het wereldkampioenschap (WK)
die Welmeisterschaft (WM), die Weltmeisterschaften
het wereldkampioenschap (WK)
die Welmeisterschaft (WM), die Weltmeisterschaften
het wereldkampioenschap (WK)
die Welmeisterschaft (WM), die Weltmeisterschaften
het wereldkampioenschap (WK)
die Welmeisterschaft (WM), die Weltmeisterschaften
het wereldkampioenschap (WK)
die Welmeisterschaft (WM), die Weltmeisterschaften
het wereldkampioenschap (WK)
die Welmeisterschaft (WM), die Weltmeisterschaften
het wereldkampioenschap (WK)
die Welmeisterschaft (WM), die Weltmeisterschaften
de wedstrijd
der Wettbewerb, die Wettbewerbe
aanvoeren
anführen
In het voetbal voert FC. Bayern München vaak de competitie aan
Im Fußball führt der FC Bayern München oft die Tabelle an
aanvallen
angreifen, griff an, hat angegriffen
aanmelden
anmelden
Heb jij je ook voor het toernooit aangemeld?
Hast du dich auch für das Turnier angemeldet?
uitvallen, uitgeschakeld worden
ausscheiden, schied aus, ist ausgeschieden
Helaas is ons team al na de eerste ronde uitgeschakeld
Leider ist unsere Mannschaft schon nach der ersten RUnde ausgeschieden
de deelname
die Beteiligung, die Beteiligungen
De hoge deelname aan het sportevenement
Die hohe Beteiligung an der Sportveranstaltung war nicht erwartet worden
de kampioen
der Champion, die Champions
Hij is tenniskampioen
Er ist Champion im Tennis
olympisch
olympisch
De olympische Spelen vinden om de vier jaar plaats
Die Olympischen Spiele finden alle vier Jahre statt
de partij, de wedstrijd
die Partie, die Partien
Wil je nog een partij spelen?
Willst du noch eine Partie spielen?
(zich) kwalificeren, (zich) plaatsen
(sich) qualifizieren
Ik heb me helaas niet voor het tennistoernooi gekwalificeerd
Ich habe mich leider nicht für das Tennisturnier qualifiziert
in gelijkspel, onbeslist
unentschieden
De wedstrijd eindigde in gelijkspel
Das Spiel endete unentschieden
verliezen van
unterliegen, unterlag, ist/hat unterlegen
Het team verloor maar net van de tegenstander
Die Mannschaft is dem Gegner nur knapp unterlegen
verdedigen
verteidigen
