13.3 Museum en bezienswaardigheden Flashcards
de architectuur
die Architektur, die Architekturen
tentoonstellen
ausstellen
de tentoonstelling
die Ausstellung, die Ausstellungen
de foto; het schilderij
das Bild, die Bilder
voorstellen
darstellen
Het schilderij stelt een oude man voor
Das Bild stellt einen alten Mann dar
het ontwerp
der Entwurf, die Entwürfe
de opening
der Eröffnung, die Eröffnungen
de foto
das Foto, die Fotos
de fotografie
die Fotografie, die Fotografien
de galerie
die Galerie, die Galerien
Ze heeft een nieuwe galerie met moderne kunst geopend
Sie hat eine neue Galerie mit moderner Kunst eröffnet
het schilderij
das Gemälde, die Gemälde
de kunst
die Kunst, die Künste
het kunstwerk
das Kunstwerk, die Kunstwerke
de schilderkunst
die Malerei, die Malereien
het museum
das Museum, die Museen
het object, het voorwerp
das Objekt, die Objekte
presenteren
präsentieren
de verzameling, de collectie
die Sammlung, die Sammlungen
het beeldhouwwerk, de sculptuur
die Skulptur, die Skulpturen
de stijl
der Stil, die Stile
de tekening
die Zeichnung, die Zeichnungen
afbeelden
abbilden
opmerkelijk, bijzonder
bemerkenswert
de kijker
der Betrachter, die Betrachter
Dit schilderij valt de kijker meteen op
Dieses Bild fällt dem Betrachter sofort auf
oprichten, bouwen
errichten
Dit monument werd in de 17e eeuw opgericht
Dieses Denkmal wurde im 17. Jahrhunder errichtet
de vormgeving, het design
die Gestaltung, die Gestaltungen
De ruimtelijke vormgeving is door de architect voorgesteld
Die räumliche Gestaltung hat der Architekt vorgeschlagen
de constructie
die Konstruktion, die Konstruktionen
de voorgrond
der Vordergrund
