12.1 Talen leren en beheersen Flashcards
de alinea
der Absatz, die Absätze
het uitroepteken
das Ausrufezeichen, die Ausrufezeichen
de uitspraak
die Aussprache, die Aussprachen
betekenen
bedeuten
de betekenis
die Bedeutung, die Bedeutungen
het begrip
der Begriff, die Begriffe
Het Duitse begrip ‘Kreislaufstörung’ kan veel omvatten
Der deutsche Begriff ‘Kreislaufstörung’ kann viel umfassen
beheersen
beherrschen
Een vertaler beheerst minstens twee talen
Ein Übersetzer beherrscht mindestens zwei Sprachen
de beschrijving
die Beschreibung, die Beschreibungen
bepalen
bestimmen
Kun je bepalen wat het onderwerp van deze zin is?
Kannst du bestimmen, was das Subjekt dieses Satzes ist?
benadrukken, beklemtonen
betonen
In het woord ‘Freundin’ wordt de eerste lettergreep betoond
Im Wort ‘Freundin’ wird die erste Silbe betont
de klemtoon
die Betonung, die Betonungen
aangeven
bezeichnen
De voltooide tijd geeft een gebeurtenis in het verleden aan
Das Perfekt bezeichnet ein Geschehen in der Vergangenheit
de letter
der Buchstabe, die Buchstaben
spellen
buchstabieren
Zou u uw naam willen uitspreken
Würden Sie bitte ihren Namen buchstabieren?
interpreteren, duiden
deuten
Hij interpreteerde haar woorden als een teken van afkeuring
Er deutete ihre Worte als ein Zeichen der Ablehnung
duidelijk
deutlich
het dialect
der Dialekt, die Dialekte
de dialoog
der Dialog, die Dialoge
het enkelvoud
die Einzahl
de uitleg, de verklaring
die Erklärung, die Erklärungen
vloeiend
fließend
Mevrouw Ryan is drie jaar in Duitsland en spreekt vloeiend Duits
Frau Ryan ist seit drei Jahren in Deutschland und spricht fließend Deutsch
formuleren
formulieren
het vraagteken
das Fragezeichen, die Fragezeichen
de vreemde taal
die Fremdsprache, die Fremdsprachen
Welke vreemde talen beheers je? - Ik spreek Duits en Engels
Welche Fremdsprachen beherrschst du? - Ich spreche Deutsch und Englisch
het gesprek
das Gespräch, die Gespräche
de kennis
die Kenntnis, die Kenntnisse
Woordkennis is belangrijk bij het luisteren en bij het spreken
Wortkenntnisse sind wichtig beim Hören und beim Sprechen
de komma
das Komma, die Kommas/Kommata
de context
der Kontext, die Kontexte
Probeer onbekende woordne uit de context af te leiden
Versuche unbekannte Wörter aus dem Kontext zu erschließen
luiden
lauten
Hoe luidt deze zin in het Frans?
Wie lautet dieser Satz auf Französisch?
het meervoud
die Mehrzahl
het niveau
das Niveau, die Niveaus
de punt
der Punkt, die Punkte
Schrijf je hier een punt of een vraagteken?
Schreibt man hier einen Punkt oder ein Fragezeichen
spreken, praten
reden
Laten we daar niet te lang over praten, ik doe een voorstel
Reden wir darüber nicht zu lange, ich mache einen Vorschlag
de zin
der Satz, de Sätze
zwijgen
schweigen, schwieg, hat geschwiegen
de taal
die Sprache, die Sprachen
de tekst
der Text, die Texte
vertalen
übersetzen
Vertaal in het Duits
Übersetze in Deutsche
de vertaling
die Übersetzung, die Übersetzungen
onderbreken
unterbrechen; unterbricht, unterbrach, hat unterbrochen
Onderbreek me niet steeds als ik iets uitleg!
Unterbrich mich nicht immer, wenn ich etwas erkläre!
vergeten
vergessen; vergisst, vergaß, hat vergessen
Nu ben ik alweer de vertaling van die woord vergeten
Jetzt habe ich schon wieder die Übersetzung dieses Wortes vergessen
het begrip, het begrijpen
das Verständnis
Het gaat alleen om het tekstbegrip, niet om de woordelijke vertaling
Es geht nur um das Verständnis des Textes, nicht um die wörtliche Übersetzung
voorlezen
vorlesen; liest vor, las vor, hat vorgelesen
Wie leest voor?
Wer liest vor?
het voorstel
der Vorschlag, die Vorschläge
Ik vind dat een goed voorstel
Ich finde das einen guten Vorschlag
herhalen
wiederholen
het woord
das Wort, die Wörtes
Ik kan deze lange woorden niet onthouden
Ich kann mir diese langen Wörter nicht merken
de regel
die Zeile, die Zeilen
In de derde alinea staat in de tweede regel een vreemd woord
Im dritten Absatz steht in der zweiten Zeile ein Fremdwort
samenvatten
zusammenfassen
de benaming; de aanduiding
die Bezeichnung, die Bezeichnungen
Veel benamingen op ICT-gebied stammen uit het Engels
Viele Bezeichnungen im IT-Bereich stammen aus dem Englischen
Duitstalig
deutschsprachig
Het Duitstalig deel van Zwitserland omvat 18 van de 26 kantons
Die deutschsprachige Schweiz umfasst 18 der 26 Kantone
ontschieten
entfallen; entfällt, entfiel, ist entfallen
Op het moment is het woord me helaas ontschoten
Im Augenblick ist mir dieses Wort leider entfallen
interpreteren
interpretieren
Je interpreteert deze zin heel anders dan ik
Du interpretierst diesen Satz ganz anders als ich
uitzoeken, helder krijgen
klären
Probeer uit te zoeken wat in het gedicht bedoeld wordt
Versuche zu klären, was im Gedicht gemeint wird
het onderscheid
die Unterscheidung, die Unterscheidungen
In sprookjes gaat het vaak om het onderscheid tussen goed en kwaad
Im Märchen geht es oft um die Unterscheidung zwischen Gut und Böse
verduidelijken
verdeutlichen
begrijpelijk; verstaanbaar
verständlich
Het is niet makkelijk te begrijpen, zoals hij spreekt
Es ist nicht leicht verständlich, wie er spricht
