1.14 ’Persoonlijkheidsstoornissen, dissociatieve stoornissen & genderdysforie Flashcards

1
Q

persoonlijkheidsstoornis

A

Langdurig patroon van afwijkend denken, emoties en gedrag wat afwijkt van wat sociaal aanvaardbaar wordt beschouwd. Het veroorzaakt problemen in relaties en dagelijks functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cluster A PS

A

Persoonlijkheidsstoornissen gekenmerkt door vreemd of excentriek gedrag

  • paranoïde persoonlijkheid
  • schizoïde persoonlijkheid
  • schizotypische persoonlijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

cluster B PS

A

Persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt door dramatisch, emotioneel of wispelturig gedrag

  • antisociale persoonlijkheid
  • borderline persoonlijkheid
  • histrionische persoonlijkheid
  • narcistische persoonlijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

cluster C PS

A

Persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt door nerveus of angstig gedrag

  • vermijdende persoonlijkheid
  • afhankelijke persoonlijkheid
  • dwangmatige persoonlijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

paranoïde persoonlijkheid

A
  • Neiging om gedrag van anderen systematisch te interpreteren/ervaren als opzettelijk beschadigend voor henzelf
  • Extreem achterdochtig en overmatig gevoelig voor kritiek
  • Geen wanen
  • Zoeken zelden hulp
  • Weinig vrienden en intieme relaties
  • Prevalentie geschat op 2-4%, vaker bij mannen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

schizoïde persoonlijkheid

A
  • Excentriek en sociaal (zelf)geïsoleerd
  • Weinig tot geen zichtbaar affect
  • Volgens sommigen wel intern affect
  • Beter contact met werkelijkheid dan schizofrenen
  • Zelden intieme relaties
  • Prevalentie onbekend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

schizotypische persoonlijkheid

A
  • Kenmerkt zich door excentrieke gedachten en gedrag
  • Niet psychotisch
  • Wel: onsamenhangend zelfbeeld
  • Sociaal angstig door paranoïde gedachten
  • Vaak ook emotionele en stemmingsstoornissen
  • Verhoogd risico voor suïcide
  • Soms wanen en magisch denken
  • In DSM 5 bij Schizofreniespectrum ingedeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

antisociale persoonlijkheid

A
  • Antisociaal en onverantwoordelijk gedrag
  • Gebrek aan empathie en spijt, en reageert niet op straf
  • Impulsief en onbetrouwbaar
  • Maar ook charmant, waarschijnlijk berekenend en niet van nature
  • Diagnose na 18de, maar daarvoor al normoverschrijdend gedrag. Dát laatste kan echter stoppen bij volwassenheid.
  • Persoonlijkheidsdimensie en gedragsdimensie
  • Prevalentie: 3-6% bij mannen, 1% bij vrouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

borderline persoonlijkheid

A

(lastig om relaties aan te gaan en te onderhouden - slechte emotie regulatie - mensen met borderline zien veel als een aanval)
- Cliënten met bps proberen voortdurend te vermijden dat ze in de steek gelaten worden.
- Ze reageren dan ook vaak heftig met angst en woede op reële of denkbeeldige verlatingen.
- De woede richten ze vaak op zichzelf. Dit kan zo ver gaan dat ze zichzelf beschadigen of een suïcidepoging ondernemen. Vaak in contact met hulpverleners.
- Vrouwen richten vaak hun agressieve gedrag op zichzelf terwijl mannen dit vaak op anderen richten (automutileren kan gevolg zijn; zelfverwonding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

histrionische persoonlijkheid

A
  • Vroeger: Theatrale persoonlijkheidsstoornis
  • Overdreven emotionaliteit
  • Overweldigende behoefte om in het centrum van de aandacht te staan
  • Vaak egoïstisch
  • Niet (goed) in staat tot uitstellen van behoefte
  • Rusteloos, flirterig, niet in staat tot diepe intieme relaties door egocentrisme
  • Hoge pieken en diepe dalen in reactie op voor- en tegenspoed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

narcistische persoonlijkheid

A
  • Opgeblazen zelfbeeld en extreme behoefte aan bewondering
  • Overschatten en overdrijven eigen prestaties
  • Blik op zelf gericht en geen empathie met anderen
  • Verschil met histrionische persoonlijkheidsstoornis is minder melodrama en hogere eigendunk
  • Verschil met bps is dat narcistische patiënt vaak beter georganiseerd en gecontroleerd is en doelgericht uit is op macht en succes.
  • Ook stabielere relaties dan bij bps, maar doorgaans alleen instrumenteel en uit eigenbelang
  • Zéér gevoelig voor alles wat als afwijzing kan worden opgevat
  • Moeilijk te diagnosticeren en vaak geen hulpvraag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vermijdende persoonlijkheid

A
  • Vroeger: Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis
  • Dusdanig sterke angst voor afwijzing en kritiek dat relaties worden vermeden.
  • Behoefte aan zeer sterke geruststelling op dat vlak.
  • Doorgaans weinig (intieme) relaties buiten directe familie, als consequentie.
  • Verschil met schizoïde, is dat gevoelens voor andere mensen juist sterk aanwezig zijn.
  • Prevalentie zo rond 2,5%.
  • Mogelijk een ernstige vorm van sociale-angststoornis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

afhankelijke persoonlijkheid

A
  • Buitensporige behoefte om door anderen te worden verzorgd.
  • Dwangmatig onderworpen houding en vastklampen in relaties, mede als gevolg van scheidingsangst.
  • Kunnen moeilijk zelfstandig beslissingen nemen.
  • Soms moeilijk te onderscheiden van traditionele socialisatie van vrouwen.
  • Comborbiditeit met depressie, bipolaire stoornis, sociale fobie, maar ook somatische problemen (fysieke of lichamelijke gezondheidsproblemen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dwangmatige persoonlijkheid

A
  • Gekenmerkt door rigide (moeilijk te veranderen) manier van omgaan met anderen en perfectionisme.
  • Overmatig ordelijk, perfectionistisch, rigide.
  • Kunnen niet omgaan met ambiguïteit (onduidelijkheid) en uiten moeilijk gevoelens.
  • Volgens DSM 5 ook vaak gierig.
  • Prevalentie tussen 2-8%, twee keer zo vaak bij mannen.
  • Soms dwang, maar wordt dan niet ervaren als zodanig: egosyntoon, dwz als natuurlijk onderdeel van henzelf.
  • Komen juist door overmatig perfectionisme niet tot resultaat of genieten van vervulling.
  • Soms moeilijk te onderscheiden van obsessief-compulsieve stoornis. Daarbij wordt dwang ervaren als egodystoon.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

behandelingen persoonlijkheidsstoornis

A
  • psychodynamische therapie
  • gedragstherapie
  • eventueel medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dissociatieve stoornis

A
  • Twee of meer persoonlijkheden binnen dezelfde persoon
  • Alternatieve persoonlijkheden hebben verschillende leeftijden, seksen, interesse en omgansgewoonten
  • Vergeetachtigheid bij gewone gebeurtenissen in het leven & belangrijke persoonlijke informatie, die niet kan worden verklaard door gewone vergeetachtigheid
17
Q

dissociatieve amnesie

A

Geheugenverlies zonder aantoonbare oorzaak

18
Q

dissociatieve fugue

A
  • Plotseling wegvluchten uit dagelijks leven
  • Naar andere plek verhuizen
  • Nieuwe identiteit
  • Alle persoonlijke herinneringen vergeet
19
Q

depersonalisatiestoornis

A
  • Tijdelijk verlies of tijdelijke verandering van ons normale gevoel van realiteit
  • Derealisatie: een gevoel van onwerkelijkheid, wat blijkt uit vreemde veranderingen in de perceptie van de eigen omgeving of het verstrijden van de tijd
20
Q

kenmerken depersonalisatiestoornis

A
  • Tijdens episodes gevoelens van vervreemding t.o.v. eigen gedachten, belevingen of sensaties tot omgeving
  • Gevoel buiten zichzelf te staan en zichzelf te observeren
  • Kan werkelijkheid en onwerkelijkheid onderscheiden
21
Q

behandeling dissociatieve stoornis

A
  • Psychotherapie Doel: re-integratie van de persoonlijkheid door de betrokkene te helpen bij het naar boven halen en integreren van afgescheiden en pijnlijke ervaringen uit de kindertijd.
  • Medicatie (ondersteunend) Doel: Behandeling van de angst en depressie waarmee de stoornis dikwijls gepaard gaat
22
Q

conversiestoornis

A

lichamelijke symptomen zonder duidelijke fysieke oorzaak

23
Q

nagebootste stoornis

A

opzettelijk faken van ziektes voor aandacht