112/ 113 Flashcards
Trauen, sich
Durven
Treffen
Ontmoeten
Trennen
Scheiden
Treten
Trappen
Trinkgeld, das
De fooi
Trümmer, die
Het puin
Tüte, die
Het zakje
Üben
Oefenen
Überflussig
Overbodig
Überleggen, sich
Nadenken
Umwelt, die
Het milieu
Unterhalten, sich
Praten
Unterhaltsam
Vermakelijk
Unterkunft, die
Het verblijf
Unterlagen, die
De documenten
Unterrichten
Onderwijzen
Unterzeichnen
Ondertekenen
Veranstaltung, die
Het evenement
Verbrechen, das
De misdaad
Verbringen
Doorbrengen
Verdauen
Verteren
Vereinbarung, die
De overeenkomst
Verfassung,die
De grondwet
Verfügen über
Beschikken over
Verführen
Verleiden
Vergangenheit, die
Het verleden
Verhaften
Arresteren
Verhalten, das
Het gedrag
VerheiBungsvoll
Veelbelovend
Verletzung, die
De blessure
Verlust, der
Het verlies
Vernachlässigen
Verwaarlozen
Vernünftig
Verstandig
Veröffentlichung, die
De publicatie
Verpassen
Missen
Verrückt
Gek
Versammlung, die
De vergadering
Verschmutzen
Vervuilen
Verschwenden
Verspillen
Verschwinden
Verdwijnen
Verständnis, das
Het begrip
Verstehen, sich
Het met elkaar kunnen vinden
Versuchen
Proberen
Vertrag, der
Het contract
Vertreter, der
De vertegenwoordiger
Verwalten
Beheren
Verwenden
Gebruiken
Verzeihen
Vergeven
Verzichten auf
Afzien van
Verzögerung, die
De vertraging
Vielfältig
Veelzijdig
Vielleicht
Misschien
Viertel, das
Het kwart
Völlig
Helemaal
Voraussagen
Voorspellen
Vorhaben, das
Het plan
Vorhersehen
Voorzien
Vorschlagen
Voorstellen
Wachsen
Groeien
Wahl, die
De keuze
Wählen
Kiezen
Währung, die
De valuta
Wandeln
Veranderen
Warnung, dien
De waarschuwing
Wende, die
De ommekeer
Werben
Reclame maken
Werkzeug, das
Het gereedschap
Wert, der
De waarde
Wettbewerb, der
De wedstrijd
Wichtig
Belangrijk
Widmen
Wijden aan
Wiederverwerten
Recyclen
Winzig
Klein
Wirtschaft, die
De economie
Zahl, die
Het getal
Zahlen
Betalen
Zeitarbeit, die
Het tijdelijk werk
ZerreiBen
Verscheuren
Zerstören
Verwoesten
Zeugnis, das
Het rapport
Ziehen
Trekken
Zielen
Richten
Ziemlich
Behoorlijk
Zögern
Aarzelen
Züchten
Fokken
Zugleich
Tegelijkertijd
Zuhören
Luisteren naar
Zukunft, die
De toekomst
Zurzeit
Op dit ogenblik
Zusammensetzung, die
De samenstelling
Zusichern
Toezeggen
Zuständig
Bevoegd
Zustimmen
Goedkeuren
Zutaten, die
De ingrediënten
Zuverlässig
Betrouwbaar
Zwischenfall, der
Het incident
