110 / 111 Flashcards
Müll, der
De afval
Nachbar, der
De buurman
Nachfolgen
Opvolgen
Nachhilfe, die
De bijles
Nachlassen
Minderen
Nachwuchs, der
De volgende generatie
Nahe, die
De buurt
Nahrung
Het voedsel
Neidisch
Jaloers
Nerven
Irriteren
Neulich
Kort geleden
Notwendig
Noodzakelijk
Nutzen
Gebruiken
Offensichtlich
Blijkbaar
Offentlich
In het openbaar
Opfer, das
Het slachtoffer
Ort, der
De plaats
Passieren
Gebeuren
Pfeifen
Fluiten
Pflegen
Verzorgen
Prägen
Vormen
Praxis, die
De praktijk
Preiswert
Goedkoop
Proband, der
De proefpersoon
Probe, auf die .. stellen
Op de proef stellen
Prüfen
Controleren
Quadratmeter, der
De vierkante meter
Rahmen, der
Het kader
Rasch
Snel
Rasieren, sich
Zich scheren
Rechtzeutig
Op tijd
Redensart, die
De uitdrukking
Regale auffullen
Vakken vullen
Reichen
Voldoende zijn
Reiz, der
De prikkel
Röhre, die
De buis
Rohstoff, der
De grondstof
Sarg, der
De doodskist
Sauber
Schoon
Sauer
Kwaad