1.1 Logische uitspraken Flashcards

1
Q

Priemgetal

A

Een priemgetal is een natuurlijk getal met precies twee verschillende delers: 1 en zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Om een verzameling te bepalen door beschrijving:

A
  • stel je de elementen voor door de letter x
  • noteer je een verticale streep
  • vermeld je de voorwaarde(n) waaraan elk element voldoet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Propositie

A

Uitspraak waarvan je kunt zeggen dat ze waar is of niet waar (vals). Dit stel je voor door een kleine letter (p, q, r…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarheidswaarde van een propositie

A

1 = waar
2 = vals
Deze waarheidswaarden noteer je in een waarheidstabel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Negatie van een propositie

A

De negatie van een propositie verandert de waaheidswaarde van de propositie.
De negatie van een propositie p is een uitspraak die:
niet waar is als p waar is
waar is als p niet waar is

Notatie: ¬p
(¬ lees je als “niet”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Conjuctie

A

De conjuctie van twee proposities p en q is een uitspraak die enkel waar is als beide proposities p en q waar zijn.

Notatie:
p^q (of omgekeerd)
(^ lees je als “en”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Disjunctie

A

De disjunctie van twee proposities p en q is een uitspraak die waar is als minstens één van de proposities p of q waar is.

Notatie:
p ∨ q (of omgekeerd)
(∨ lees je als “of”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uitsluiting

A

De uitsluiting van twee proposities p en q is een uitspraak die waar is als ofwel de ene ofwel de andere propositie waar is, maar niet beide.

Notatie:
p ⊕ q (of omgekeerd)
(⊕ lees je als “ofwel…ofwel…”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Implicatie

A

De implicatie van twee gegeven proposities p en q is een uitspraak die enkel vals is als p waar is en q vals is. In alle andere gevallen is de implicatie waar.

Notatie:
p => q (volgorde belangrijk!)
(=> lees je als “Als… dan…”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Equivalentie

A

De equivalentie (= bi-implicatie) van twee proposities p en q is een uitspraak die enkel waar is als p en q beide waar zijn of beide vals zijn.

Notatie:
p <=> q (of omgekeerd)
(<=> lees je als “als en slechts als” of “enkel en alleen als”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Samengestelde uitspraken

A

Conjunctie, disjunctie, uitsluiting, implicatie en equivalentie van proposities noem je samengestelde uitspraken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tautologie

A

Samengestelde uitspraak die ALTIJD WAAR is
(waarheidstabel overal waarheidswaarde 1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Contradictie

A

Samengestelde uitspraak die ALTIJD VALS is
(waarheidstabel overal waarheidswaarde 0)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Contrapositie

A

De contrapositie van de implicatie p => q is de implicatie ¬q => ¬p.
De tautologie (p=>q) <=> (¬q=>¬p) noem je de “wet van de contrapositie”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wet van de contrapositie

A

De tautologie (p=>q) <=> (¬q=>¬p) noem je de “wet van de contrapositie”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly