ZO.2 - Laesies in het zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Wat is een laesie?

A

letsel, verwonding of eventueel beschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een CVA?

A

een beroerte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waardoor kan een CVA ontstaan?

A

door een bloeding (door een scheuring van een bloedvat) en door een infarct (een afsluiting van een bloedvat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor ontstaat een infarct meestal?

A

atherosclerose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waardoor ontstaat een bloeding (CVA) meestal?

A

met hypertensie (verhoogde bloeddruk), dat overigens ook een belangrijke factor is bij het ontstaan van atherosclerose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een weefsel dat te weinig zuurstof krijgt is …

A

ischemisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom ontstaan hersentumoren altijd uit glia?

A

gliaweefsel hebben nog delend vermogen, neuronen niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom ontstaat er uitval van neuronen bij het ontstaan van hersentumoren uit glia?

A
  • tumor oefent lokaak druk uit op het hersenweefsel
  • tumor drukt bloedvaten dicht
  • tumor zorgt voor veranderingen in het interne milieu rond de tumor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

inklemming

A

het in de knel raken van hersenweefsel (bijvoorbeeld onder invloed van hoge druk in ventrikels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het gevolg van inklemming in de hersenstam (en diens slechte functioneren daardoor)

A

de dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is RIP?

A

een groot ruimte-innemend proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn oorzaken van laesies in het zenuwstelsel?

A
  • CVA
  • hersentumor
    • infecties, hiervan is nekkramp of meningitis (een ontsteking van de hersenvliezen) een bekend voorbeeld.
    • Dit is een ontsteking van de hersenvliezen, maar ook het hersenweefsel zelf kan ontstoken raken (= encephalitis).
    • traumata, bijv. een hersenschudding of een schedelbasisfractuur, die op zich weer tot vaatproblemen kunnen leiden
    • aangeboren afwijkingen, bijv. het “open ruggetje”
    • metabole aandoeningen (bijv. door nier of ademhalingsstoornissen) en intoxicaties (bijv. alcohol)
    • neurodegeneratieve aandoeningen (bijv. ziekte van Parkinson of Alzheimer), waarbij neuronen afsterven om nog onduidelijke redenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is meningitis?

A

een ontsteking van de hersenvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is encephalitis?

A

ontsteking van het hersenweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een focale aandoening?

A

aandoening met een duidelijke lokalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het lokalisatieprincipe?

A

Het op basis van uitvalsverschijnselen, die ontstaan na een focale laesi, beredeneren waar de laesie zich bevindt.

17
Q

Wat is ataxie?

A

coördinatie stoornissen die ontstaan door een dysfunctie van het cerebellum

18
Q

Wat is een diffuse stoornis? Noem een voorbeeld

A

alle delen van de hersenen worden min of meer aangedaan.
- bewustzijnsdaling

19
Q

Multifocale aandoening

A

aandoening met zowel focale als diffuse componenten, waarbij de focale component op de voorgrond staat

20
Q

Wat is een plaque?

A

ontstekingshaard bij MS

21
Q

Benoem de snelheid waarmee verschillende laesies zich ontwikkelen:
CVA
Tumor
Infectie
Neurodegeneratief

A

• een CVA ontwikkelt zich bijna altijd snel (minuten), maar er zijn uitzonderingen, waarbij de bloeding trager gaat (tot dagen);
• een tumor ontwikkelt zich relatief langzaam (maanden), hoewel er snelgroeiende tumoren bestaan (weken) en juist zeer trage (jaren);
• infecties, als ze acuut verlopen, gaan snel (uren tot dagen), maar kunnen als ze chronisch worden ook heel traag gaan (maanden/jaren);
• neurodegeneratieve aandoeningen gaan vaak langzaam (jaren), maar kunnen ook sneller gaan (maanden).

22
Q

Op welke 3 manieren kan de grens tussen centraal en perifeer getrokken worden?

A
  1. alles binnen de schedel en wervelkolom is centraal, de rest perifeer.
  2. alles binnen de dura is centraal, de rest perifeer
  3. alles buiten hersenen en ruggenmerg is perifeer, de rest centraal.
23
Q

Hoe heet de ruimte tussen dura en bot?

A

epidurale ruimte

24
Q

Wat zijn de functionele eenheden van het zenuwstelsel?

A

de neuronen

25
Q

Welke type neuronen liggen deels centraal en deels perifeer?

A
  • Perifeer Motorisch Neuron
  • primair sensibele neuronen
  • preganglionaire neuron (sympathisch/parasympathisch)
26
Q

Waar ligt het soma en het proximale deel van het axon van een preganglionair neuron?

A

zijhoorn in het ruggenmerg en in de hersenstam

27
Q

Wat is het belangrijkste kenmerk van verlamming?

A

krachtsverlies

28
Q

Wat is parese?

A

gedeeltelijke verlamming

29
Q

Wat is paralyse?

A

complete verlamming

30
Q

Welke twee vormen kan een verlamming aannemen?

A

slap en spastisch

31
Q

Wat is een slappe verlamming en wanneer treedt deze op?

A

een slappe verlamming is een verlamming waarbij de spiervezel helemaal geen opdrachten meer krijgt.

slappe verlamming treedt op wanneer het motoneuron geledeerd is en dus niet meer functioneert
Spiervezels wordt niet meer geïnneerveerd en doet dus niks meer.

32
Q

Waarop wijst een slappe verlamming?

A

een perifere laesie

33
Q

Wat is een spastische verlamming?

A

een verlamming waarbij de spiervezels nog wel enigszins geïnnerveerd worden, maar niet meer vanuit vrije wil

34
Q

Waar treedt een spastische verlamming op?

A

in de groep neuronale cellichamen in de motorische schors waaruit de axonen ontspringen, die de piramidebaan vormen

35
Q

Wat werkt nog wel bij een spastische verlamming?

A

allerlei reflexmatige bewegingen, vaak nog sterker
ook een verhoogde spiertonus