ZO en VO - week 7 Flashcards

1
Q

wat is een ECG?

A

grafische weergave van elektrische activiteit van hartspiercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is windketeleffect?

A

aorta heeft elatische wand waardoor drukschommelingen worden opgevangen en druk in het systeem gedurende de hele cyclus constant blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is sinustachycardie?

A

hartslag hoger dan 100/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is sinusbradycardie?

A

hartslag lager dan 50/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn ectopische pacemakers?

A

pacemakers die de functie van de SA-knoop kunnen overnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke cel heeft een hoefijzervormige kern?

A

monocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke cel heeft geen granula?

A

lymfocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de kern van welke cel heeft meestal 2 lobben?

A

eosinofiele granulocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waartoe kan een myeloide stamcel ontwikkelen?

A

granulocyten, monocyten, erytrocyten, trombocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is eosinofiel?

A

acidofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is azurofiel?

A

basofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn kenmerken van de neutrofiele granulocyt?

kern, chromatine, granula?

A
  • gelobde kern met gecondenseerd chromatine

- nauwelijks zichtbare neutrofiele granula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn kenmerken van lymfocyten?

kern, granula, …?

A
  • kern rond of iets gedeukt
  • geen granula
  • kleine lymfocyt heeft weinig cyptoplasma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn kenmerken van de monocyt?

kern, chromatine, granula, cyproplasma?

A
  • kern gedeukt tot hoefijzervormig
  • dispers chromatine
  • soms enkele azurofiele granula
  • egaal, licht cyptoplasma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn kenmerken van eosinofiele granulocyten?

kern, granula?

A
  • kern meestel 2 lobben

- eosinofiele granula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke cel heeft 2-3x de grootte van een erytrocyt?

A

monocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waarin kan een monocyt differentieren?

A
  • macrofaag

- dendritische cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

kan een myeloide stamcel ontwikkelen tot monocyt?

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

noem op volgorde de erytrocitaire reeks

A
  • pro-eytroblast
  • basofiele erytroblast
  • polychromatofiele erytroblast
  • acidofiele erytroblast
  • reticulocyt
  • erytrocyt
20
Q

in welke cellen in erytrocytaire reeks zijn er nog nucleoli?

A

alleen in pro-erytroblast

21
Q

welke cellen in erytrocytaire reeks hebben basofiel cyptoplasma?

A
  • pro-erytroblast

- basofiele erytroblast

22
Q

vanaf welke cellen in de erytrocytaire reeks is de kern sterk gecondenseerd?

A
  • acidofiele erytroblast
23
Q

vanaf welke cel in de erytrocytaire reeks is er geen kern meer?

A
  • reticulocyt
24
Q

noem op volgorde de granulocytaire reeks

A
  • myeloblast
  • promyelocyt
  • neutrofiele myelocyt
  • neutrofiele metamyelocyt
  • neutrofiele staafkernige granulocyt
  • neutrofiele segmentkernige granulocyt
25
Q

bij welke cellen in de granulocytaire reeks zijn de nucleoli nog zichtbaar?

A
  • myeloblast

- promyelocyt

26
Q

vanaf welke cellen in de granulocytaire reeks zijn er granula?

A

promyelocyt, maar nog geen specifieke granula

27
Q

vanaf welke cellen in de granulocytaire reeks is chromatine (beetje) gecondenseerd?

A

neutrofiele metamyelocyt

28
Q

welke cellen zijn nog tot deling in staat in:

  • erytrocytaire reeks?
  • granulocytaire reeks?
A
  • polychromatofiele erytroblast

- myelocyt

29
Q

wat wordt achtereenvolgens in wat omgezet in de stollingscascade?

A

protrombine -> trombine

fibrinogeen -> fibrin

30
Q

wat heeft het hart van een schaap extra t.o.v. een mensenhart?

A

lobus apicalis met eigen aftakking uit trachea

31
Q

waar zit de trabecula septomarginalis?

A

rechter ventrikel

32
Q

wat gebeurt er met de P-top bij een vegroot atrium?

A

langere tijdsduur

33
Q

wat is de betekenis van de R-top?

A

aantal spiercellen dat gelijktijdig depolariseert

34
Q

hoe verandert leukocyt samenstelling bij pfeiffer?

A
  • minder neutrofiele granulocyten

- meer lymfocieten (in actieve vorm)

35
Q

waaruit bestaat de thymus?

A

bindweefsel en epitheelcellen (i.p.v. fibrocyten)

36
Q

welke granula hebben neutrofiele granulocyten?

A
  • collagenase - doordringen bindweefsel
  • lysozym - knippen bacteriecelwand
  • lactoferrine - binden groeifactor bacterie; barsten bacterie
37
Q

wat is de functie van neutrofiele granulocyten?

A
  • acute reactie op ontstekingsprikkel

- fagocytose en doden van bacterien

38
Q

wat zijn kenmerken van neutrofiele granulocyten?

A
  • gesegmenteerde kern

- allerlei korrels

39
Q

wat is kenmerkend aan plasmacellen?

A
  • kern aan rand cel

- groot cypotoplasma

40
Q

wat is de functie van monocyten?

A
  • reactie op ontstekingsprikkel
  • fagocytose vreemde parikels
  • doden micro-organismen
41
Q

wat zijn functies van macrofagen?

A
  • fagocytose vreemde parikels
  • doden micro-organismen
  • Fe opslag
  • immuunregulatie
42
Q

welke type leukocyt zorgt voor Fe-opslag?

A

macrofagen

43
Q

wat is de functie van dendritische cellen?

A
  • stimulatie naieve T-cellen

- immuunregulatie

44
Q

wat is de functie van eosinofiele granulocyten?

A
  • anti-parasitaire infectie
  • allergische reactie (activatie basofiele granulocyten)
  • remming acute ontsteking
  • internalisatie Ag-Ab complexen
45
Q

welke type leukocyt zorgt voor remming acute ontsteking?

A

eosinofiele granulocyten

46
Q

wat is de functie van basofiele granulocyten?

A
  • rol bij allergische reactie:
    IgE -> histamine -> vasodilatatie
  • chemotaxis van neutrofiele en eosinofiele granulocyten
47
Q

welke pieken zijn er bij de drukverschillen in de v. jugularis en wat stellen ze voor?

A
  • a-piek: contractie rechteratrium
  • c. piek: druktoename rechterventrikel begin systole
  • v. piek: vullen rechteratrium terwijl tricuspidalisklep dicht is