Zintuiglijke beperkingen Flashcards

1
Q

Horen = ?

A

geluidsgolven > oor > hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is iemand licht slechthorend?

A

tussen de 30 en 35 dB verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer is iemand matig slechthorend?

A

tussen de 35 en 60 dB verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer is iemand ernstig slechthorend?

A

tussen de 60 en 90 dB verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is iemand doof?

A

meer dan 90 dB verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de prevalentie van dove en slechthorende mensen?

A
  1. 000 tot 13.000 dove mensen

475. 000 slechthorende mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent prelinguaal?

A

‘voor de taal’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is aangeboren en wat is verworven doofheid? (prelinguaal/postlinguaal)

A

Aangeboren is prelinguaal

Verworven is postlinguaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent postlinguaal?

A

‘na de taal’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

“oorzaken” van aangeboren doofheid

A

erfelijk

problemen tijdens zwangerschap of geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

“oorzaken” van verworven doofheid

A

Ziekte
Letsel
Ouderdom
Lawaai

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geluidsniveaus: veilig / risico/ letsel?
Motorfiets, Normaal gesprek, Druk stadsverkeer Raketlancering, Ambulance sirene, Handboor Grasmaaier, Fluisteren, Sneeuwscooter, Kettingzaag Rockconcert, Wasmachine, Straalmotor bij het opstijgen vliegtuig

A

Geluidsniveaus Veilig bereik:
30 Fluisteren, 60 Normaal gesprek, 78 Wasmachine

Risico op gehoorproblemen:
80 tot 90 Druk stadsverkeer en grasmaaier, 90 Motorfiets, 100 Sneeuwscooter en handboor, 110 Kettingzaag en rockconcert

Letsel veroorzakende geluiden:
120 Ambulance sirene, 140 (pijngrens) Straalmotor bij het opstijgen, 180 Raketlancering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat staat er in gebarentaal centraal?

A

Handen, het gezicht en de ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het ziet een groot deel van de dovengemeenschap zichzelf?

A

Een groot deel van de dovengemeenschap ziet zichzelf als een minderheidsgroepering met een eigen taal en cultuur. Zij zien doof zijn niet als een gemis of een handicap en noemen zichzelf Doof met een hoofdletter D.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem vijf hulpmiddelen voor doven

A
cochleair implantaat 
hoortoestellen
communicatiesystemen
waarschuwingssystemen
tolken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zien = ?

A

Licht > oog > hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer is iemand slechtziend?

A

Visus van minder dan 0,30 of een gezichtsveld van minder dan 30 graden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer is iemand blind?

A

Visus minder dan 0,05 of gezichtsveld minder dan 10 graden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de prevalentie van slechtziende en blinde mensen?

A
  1. 000 blinde mensen

223. 000 slechtziende mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

“oorzaken” van aangeboren blindheid?

A

erfelijk

aangeboren afwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

“oorzaken” van verworven blindheid?

A

ongeval

ouderdom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is Glaucoom?

A

Glaucoom is de verzamelnaam voor een aantal aandoeningen en afwijkingen van het oog die leiden tot beschadiging van uitlopers van de oogzenuw waarbij beperking of uitval van vooral het perifere gezichtsveld optreedt. (foto met alleen nog maar een rondje scherp). Begint vaak na ‘t 40ste levensjaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is Macula Degeneratie?

A

Macula degeneratie is een oogaandoening waarbij gezichtsscherpte afneemt ten gevolge van het afsterven van kegeltjes in de macula lutea of gele vlek in het centrale gedeelte van het netvlies. Het perifere gezichtsveld blijft wel bestaan: patiënten worden dus niet volledig blind (plaatje met onscherpe vlek). Komt voor op oudere leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem acht hulpmiddelen bij blindheid

A
› Brailleleesregel 
› Daisy speler 
› Gesproken ondertiteling 
› Screenreader 
› Beeldschermvergroter 
› Loep  
› Taststok  
› Blindengeleidehond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wanneer is er sprake van doofblindheid?

A

Gehoorverlies van 35 decibel of meer, een gezichtsverlies in scherpzien van 0,30 en/of gezichtsveld van 30 graden of minder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de prevalentie van doofblindheid?

A

33.000-38.000 doofblinde mensen
1 : 5.000 doofblinden
aangeboren +/- 1 : 27.000 (zeldzaam)
1/5 doofblinden is aangeboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

“oorzaken” van aangeboren doofblinheid

A

erfelijk (chromosomale afwijkingen): Charge/Rubella syndroom
problemen tijdens de zwangerschap (aangeboren hersenletsel/infecties)
vroeggeboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

“oorzaken van verworven doofblindheid

A

Trauma/hersenletsel
Ziekte/infecties
Ouderdom
Syndroom: Usher (erfelijke genetische afwijking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Noem vijf communicatie mogelijkheden van doofblinde mensen

A
› Gebarentaal. 
› Vierhanden gebarentaal. 
› Vingerspellen in de hand 
› Lorm systeem 
› Blokletters in de hand
30
Q

Benoem de acht kerncategorieën van het Diagnostic Intervention Model (DIM)

A

a) initiatieven
b) bevestigen
c) antwoorden
d) beurten
e) aandacht
f) intensiteit
g) affectieve betrokkenheid
h) zelfstandig handelen

31
Q

Wat is het Cornelia de Lange Syndroom?

A

Genetische afwijking

32
Q

Noem veel voorkomende kenmerken van het Cornelia de Lange Syndroom

A
  • Onderontwikkelde hersenen en schedel
  • Doorlopende wenkbrauwen, lange wimpers
  • Verstandelijke beperking
  • Hartafwijkingen
33
Q

Benoem de stappen van de interventie DIM

A
  1. Informatie geven
  2. Video analyse
  3. Modeling
  4. On-the-job coaching
34
Q

Waardoor krijg je het Congenitaal rubella syndroom?

A

Virus tijdens zwangerschap

35
Q

Noem kenmerken van het Congenitaal rubella syndroom bij Leon

A
  • hartaandoeningen
  • cataract (staar)
  • doofheid
  • verstandelijke beperking
  • microcefalie (“kleine hersenen”)
36
Q

Noem de twee fasen van Intervention Model for Affective Involvement (IMAI)

A
  1. Bevorderen affectieve betrokkenheid tijdens interactie

2. Bevorderen affectieve betrokkenheid tijdens communicatie

37
Q

Noem de vier kerncategorieën van fase 1 van IMAI (affectieve betrokkenheid tijdens interactie)

A
  1. Aandacht
  2. Initiatieven
  3. Intensiteit reguleren
  4. Affectieve betrokkenheid
38
Q

Noem de drie kerncategorieën van fase 2 van IMAI (affectieve betrokkenheid tijdens communicatie)

A
  1. Gedeelde ervaringen
  2. Gedeelde betekenis
  3. Affectieve betrokkenheid
39
Q

Noem de zeven stappen in het protocol van IMAI

A
  1. Vraagbepalen
  2. Vraag verduidelijken
  3. Interactie analyse
  4. Interactie interventie
  5. Communicatie analyse
  6. Communicatie interventie
  7. Evaluatie
40
Q

Noem de vijf communicatieve vaardigheden (interventies) in de studie van Parker (naar visuele beperkingen, plus andere beperkingen)

A
  1. Microswitch interventions
  2. Multicomponent partner training
  3. Dual communication boards
  4. Interventions using object symbols
  5. Adult-directed prompting
41
Q

Wat wilde Suárez trainen met de Sociale competentie interventie (studie naar dove kinderen)?

A

Trainen van cognitieve vaardigheden

Trainen van sociale vaardigheden

42
Q

Suarez wilde cognitieve vaardigheden en sociale vaardigheden trainen doormiddel van

A
  • instructie
  • rollenspellen
  • modeling
43
Q

Wat blijkt uit de resultaten van Beelman?

A

Interventie effecten waren voornamelijk positief voor de kinderen in de voldragen groep (visuele beperking)

44
Q

Wat blijkt uit de resultaten van Janssen?

A
  • Vooral in de situatie zonder spelmateriaal positieve resultaten.
  • Moeder deelt emoties, niet alleen bij fysieke stress, maar ook bij plezier.
  • Moeder neemt zelf minder initiatief en wacht langer op Rolf
45
Q

Wat blijkt uit de resultaten van Martens?

A
  • In beide settingen namen bij de start van de interventie de affectieve betrokkenheid en de positieve emoties toe, waarbij het effect het duidelijkst was in de dagbesteding setting.
  • Negatieve emoties namen af in de dagbesteding.
  • Gedurende de follow-up nam de affectieve betrokkenheid af maar bleef deze boven het baseline niveau.
  • De begeleiders gaven aan dat zij het makkelijker vonden om positieve emoties te delen dan negatieve emoties.
46
Q

Wat blijkt uit de resultaten van Parker?

A
  • Goede uitkomsten voor microswitch interventies, partnertraining en het gebruik van communicatieborden.
  • Ondanks de barrières die personen met visuele beperkingen en bijkomende beperkingen ondervinden, is het ook voor deze groep mensen mogelijk om communicatieve vaardigheden te leren door middel van interventies.
47
Q

Wat blijkt uit de resultaten van Suárez?

A
  • De probleem-oplossingsvaardigheden van de leerlingen namen toe na de interventie.
  • De leerlingen lieten ook meer assertief gedrag zien na de interventie.
48
Q

Wat is het doel van de studie van Beelman?

A

Evaluatie van een interventie (Home-based early intervention program) gericht op het verbeteren van blind-specifieke aandachtsgebieden zoals ruimtelijke oriëntatie en mobiliteit.

49
Q

Wat is het doel van de studie van Janssen?

A

Evaluatie van de effectiviteit van het Diagnostisch Interventie Model voor interactie coaching van ouders.

50
Q

Wat is het doel van de studie van Martens?

A

Evaluatie van het interventieprogramma IMAI (Intervention Model for Affective Involvement) gericht op het verbeteren van affectieve betrokkenheid tussen een volwassen persoon met aangeboren doofblindheid en zijn communicatie partners.

51
Q

Wat is het doel van de studie van Parker?

A

Het in kaart brengen van effectieve communicatie strategieën voor kinderen met visuele beperkingen en doofblindheid.

52
Q

Wat is het doel van de studie van Suárez?

A

Evaluatie van een interventie (Social Skills training program) gericht op het verbeteren van de sociale vaardigheden van dove kinderen in het regulieronderwijs.

53
Q

Waar of niet waar?

  1. Dove mensen hebben meer problemen dan horende mensen
  2. Dove mensen mogen niet autorijden
  3. Dove mensen kunnen geen muziek horen
A
  1. Waar
  2. Niet waar
  3. Niet waar, ze kunnen muziek ervaren via trillingen
54
Q

Waar of niet waar?

  1. Visuele beperkingen komen 2x zo vaak voor bij vrouwen dan bij mannen
  2. Blinde mensen mogen niet autorijden
  3. Blindengeleidehonden weten de weg
A
  1. Waar
  2. Waar, slechtzienden soms wel (grens)
  3. Niet waar, ze weten wel routes
55
Q

Waar of niet waar?

  1. Doofblinde mensen kunnen helemaal niets meer zien en horen
  2. Doofblinde mensen mogen niet autorijden
  3. Doofblinde mensen hebben ook altijd een verstandelijke beperking
A
  1. Niet waar
  2. Niet waar, grensgevallen
  3. Niet waar, komt wel veel voor bij aangeboren doofblindheid
56
Q

Is er een verschil tussen congenitale en verworven doofblindheid?

A

Deze mensen verschillen erg van elkaar, hierdoor verschillen ze ook in behoeften. Hier moet rekening mee worden gehouden.

57
Q

Waarom is identificatie van aangeboren doofblindheid vaak moeilijk?

A
  1. inconsistente definities
  2. heterogene groep
  3. moeilijkheden in het bepalen van zintuiglijk functioneren in mensen met ernstig cognitieve- en gedragstekorten
58
Q

Gebarentaal:

  1. Is gebarentaal internationaal?
  2. Is er voor ieder woord een gebaar?
  3. Is er voor ieder gebaar een woord
A
  1. Nee
  2. Nee
  3. Nee, meerdere gebaren kunnen één gebaar hebben
59
Q

Wat gaat er kapot bij een gehoorbeschadiging?

A

Trilhaartjes

60
Q

Wat zijn de gevolgen van een gehoorbeschadiging/doofheid?

A
Angst
Ideeën toekomst opgeven
Depressie
Eenzaamheid > risico verslaving
Minder energie
Onbegrip
Welke school?
61
Q

Wat zijn de gevolgen van een slechtziendheid/blindheid?

A

Afhankelijk(er dan doven)
Vermoeidheid
Moeilijk mensen herkennen
Fel licht vervelend

62
Q

Wat zijn de gevolgen van doofblindheid?

A

Je kunt niet/moeilijk compenseren met ander zintuig
Leren is moeilijk
Vermoeidheid
Isolement

63
Q

Is doofblindheid te bepalen door middel van objectieve zichts- en gehoortests?

A

Meestal niet, meer onderzoek nodig door middel van functionele assessment bij ongeveer 76%.

64
Q

Noem vier beoordelingsbenaderingen

A

Psychometrische benadering
Ontwikkelingsbeoordeling
Functionele (of ecologische) aanpak
Gedragsbeoordeling

65
Q

Wat is de psychometrische benadering?

A

impliceert het gebruik van formele onderzoeken die kwantitatieve informatie leveren, zoals IQ, mentale leeftijd.

66
Q

Wat is de ontwikkelingsbeoordeling?

A

Richt zich op de kwaliteit van de interacties van een kind met personen en voorwerpen (meest geschikt voor, baby’s, peuters en jonge kinderen)

67
Q

Wat is de functionele/ecologische aanpak?

A

benadrukt de evaluatie van basis levensvaardigheden en gemeenschapsleven (zoals routines, sociale interacties, werkvaardigheden, oriëntatie)

68
Q

Wat is de gedragsbeoordeling?

A

focus is het vertrekken van een plan om pro-actief, positief gedrag te ondersteunen.

69
Q

Wat is vanuit het taalontwikkelingsperspectief het belangrijkste wat een baby moet leren?

A
gezichtsuitdrukkingen
lichaamstaal
gebaren
stemmen
(van de personen die praten/gebaren)
70
Q

Ouders van dove kinderen die vast blijven houden aan orale/auditieve communicatie zijn ……, met als gevolg dat….

A

directiever, met als gevolg dat deze dove kinderen passiever zijn en zich terugtrekken uit de sociale interactie.

71
Q

Onderzoek naar cochleair implantaat: wanneer verliep de communicatie zonder moeilijkheden?

A

Als ouders volledig gericht waren op de inhoud van de interactie en antwoorden, onafhankelijk van de communicatievorm (spraak/gebaren).