Het jonge kind Flashcards

1
Q

Wat is het centrale thema van evidenced-based interventions (EBI) OPB?

A

Zicht krijgen op de basishypothese van alle interventies:
“Dat onder de juiste condities de bedoelde interventie bij de beoogde doelgroep de gewenste (voorspelde) uitkomsten oplevert”
De interventietheorie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de elementen van de interventietheorie

A

doelgroep, interventie, uitkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat valt er onder andere onder doelgroep?

A

kernproblemen
risicofactoren
hulpvraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het zorgevaluatiemodel?

A

Organisatie
Doelgroep –> interventie –> uitkomst
Bejegening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat valt er onder andere onder interventie?

A

Doel
Aanpak
Uitvoeringsplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat valt er onder andere onder uitkomst?

A

doelrealisatie
verandering
cliënttevredenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Interventie wordt opgevat….

A

…als middel om een doel te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de drie componenten in de opvoedingssituatie

A

Kind: biologische factor: effect op opvoedingssituatie
Opvoeder: visie op opvoeden, verwachtingen over ontwikkeling, toekomstperspectief
Omgeving: steun sociaal netwerk, schoolervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Doelgroep - Noem problemen in de opvoedingssituatie

A

› Als gevolg van beperkingen kan het kind niet dezelfde ervaringen opdoen als kinderen zonder beperkingen;
› De ontwikkeling van competentie (de vaardigheid om op effectieve wijze met de omgeving te interacteren) komt niet goed op gang;
› Onafhankelijkheid kan minder goed worden geleerd (learned helpless).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Risico jonge kind

A

› Hardnekkige problematiek
› Care as usual schiet te kort
› Continuüm van zorg: Hoe meer en systematischer begeleiding en ondersteuning vanuit de omgeving nodig is, des te hardnekkiger en ernstiger blijkt het probleem: de zorgen rond de ontwikkeling van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem vier voorbeelden waar Early Childhood Interventions op gebaseerd zijn? (modellen/theorieën)

A

› Family centered
› Gedragsleer
› Developmental systems model
› Transactioneel ontwikkelingsmodel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is familie gecentreerd?

A

Hier doet het probleem zich voor (thuissituatie). Ouders kunnen het moeilijk vinden om geleerde vaardigheden elders, thuis toe te passen. Als de interventie thuis plaatsvindt, loop je hier niet tegenaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is gedragsleer?

A

1) je leert gedrag van elkaar;
2) gedrag leer je in kleine stapjes;
3) je leert gedrag door te volgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het Developmental systems model?

A

Het doel is om de ontwikkelingsmechanismen die betrokken zijn bij het bevorderen van de ontwikkeling van kinderen, voornamelijk voor kwetsbare kinderen en hun gezinnen, te begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt het transactioneel ontwikkelingsmodel in?

A

wederzijdse beïnvloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat voor model is het Portage Portage Model (PPM)

A

Een orthopedagogisch interventie model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Noem de stappen van het Portage Programma

A

› Doelstelling
› Start interventie (zodra de hulpvraag duidelijk is)
› Visie op opvoeders
› Plaats interventie (is de thuissituatie veilig, ouders/oppas)
› Duur en intensiteit (vaak een half jaar, soms langer. Elke week 1 uur tot 1,5 uur in de thuissituatie. Ouders oefenen elke dag 10 minuten een activiteit)
› Strategie (gaat over dit individuele kind, focust op wat nodig is voor dit gezin)
› Interventie eenheid (gaat in op wat er gebeurt tussen kind en ouder. Dus nog het kind nog de ouder is verantwoordelijk voor het probleem. Het gaat om de wederzijdse beïnvloeding, transactioneel model)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de inclusiecriteria van PPM?

A

› Kind ontwikkelingsleeftijd van 0-5 jaar
› Problemen erkend door ouders
› Zorgen op een of meerdere gebieden
› Oók voor kinderen met chronische ziekte of auditieve/ visuele beperking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de exclusiecriteria van PPM?

A

› Belemmerende problematiek
› Ouders met ernstige onenigheid over de opvoeding
› Niet-gemotiveerde ouders
› Kind met ernstige meervoudige beperking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de kern van het artikel van Swanson, Raab en Dunst naar het versterken van de familiecapaciteiten?

A
  • Capaciteitsopbouw vroege kind interventie bevordert de vaardigheden, capaciteiten, en het vertrouwen van ouders of andere verzorgers om kinderen te voorzien van ontwikkelingsleermogelijkheden.
  • Natuurlijke omgeving praktijken gebruiken alledaagse ervaringen, gebeurtenissen en plaatsen als bron voor kind leermogelijkheden die competenties van het kind promoten.
21
Q

Wat zijn de belangrijkste gebeurtenissen in de menselijke corticale ontwikkeling?

A

productie van hersencellen
migratie
differentiatie (myelinisatie)

22
Q

Wanneer vinden productie, migratie en differentiatie van cellen plaats?

A

Productie en migratie vooral prenataal

Differentiatie begint prenataal, maar blijft postnataal

23
Q

Wat is de functie van de amygdala?

A

sociale verwerking

24
Q

Waar is de hippocampus belangrijk voor?

A

ruimtelijke navigatie
leren
geheugen

25
Q

Hersenontwikkeling is beschreven als een complex van drie soorten neurale processen, noem deze processen

A
  1. Gen-gestuurde processen
  2. Ervaring-aanstaande processen
  3. Ervaring-afhankelijke synapsvorming
26
Q

Wat werd er gevonden bij kinderen met een geschiedenis van mishandeling?

A

Verhoogde EEG afwijkingen (vooral in fronto-temporale gebieden in de linkerhersenhelft)
Grotere linkerhersenhelft samenhang
Zowel de structuur van de hersenen als de werking wordt nadelig beïnvloedt

27
Q

Ouderschap wordt bepaald door meerdere krachten die uitgaan van …..

A

…. het kind, de ouder en de sociale context.

28
Q

Welke twee factoren zijn van belang voor het welzijn van het gezin (ECI)?

A

Zowel gezinskenmerken als de frequentie van het oudercontact (met professional).

29
Q

Wat is het doel binnen de familie systeem theorie?

A

Professionele ouder-professional relatie (waarin wederzijdse besluitvorming en planning van belang zijn)
De relatie wordt gekenmerkt door wederzijds respect, vertrouwen en eerlijkheid.

30
Q

Noem de vier cruciale overtuigingen van de ‘family-centered services’

A
  1. Het gezin is in het constante leven van kind
  2. De familie heeft de beste positie om de behoeften en het welzijn van het kind vast te stellen
  3. Het kind wordt het best geholpen door ook het gezin te helpen
  4. Keuzes en beslissingen die het gezin maakt moeten gerespecteerd worden
31
Q

Conclusie ‘family-centered services’ (gezinsgericht aanpak), waaraan is deze hulp gerelateerd?

A

Locus of control (het is aangetoond dat de hulp zorgt voor een groot gevoel van empowerment van ouders)
Self-efficacy
tevredeheid over de steun die ouders ontvangen
(Gedrag van het kind is gerelateerd aan het emotionele welzijn van de ouders)

32
Q

Noem zes belangrijke systeem modellen

A
  • Het transactionele model (Sameroff)
  • Ontwikkeling van biologische systemen (Hottlieb, Wahlstein& Lickliter)
  • Het organisatorische perspectief (Cicchetti& Tucker)
  • De ecologische theorie (Bronfenbrenner)
  • Het ouderschaps- procesmodel (Belsky)
  • De dynamische systeemtheorie (Thelen & Smith)
33
Q

Noem de drie niveaus van developmental systems approach (DSA)

A
  1. Niveau van de ontwikkeling van het kind (sociale en cognitieve competentie)
  2. Organisatorische processen
  3. Gezinspatronen in de interactie
    (College staat nog: ontwikkelingsbronnen/hulpmiddelen en gezinsbronnen/hulpmiddelen)
34
Q

Noem de vijf organisatorische processen die een centrale bijdrage leveren aan de competentie van kinderen (DSA):

A
Executieve functies
metacognitie
sociale cognitie
motivatie
emotieregulatie
35
Q

Noem de drie soorten gezinspatronen binnen de DSA

A

Ouder-kind transacties
De harmonie van het gezin
De gezondheid en veiligheid geboden door het gezin

36
Q

DSA stelt drie componenten die belangrijk zijn voor de ouder-kind transacties:

A
  1. gesprekskader
  2. instructies geven
  3. sociaal emotionele verbondenheid
37
Q

Noem de vijf ontwikkelingshulpmiddelen die een centrale bijdrage leveren aan de competentie van kinderen (DSA):

A
Cognitie
Taal
Motorisch
Sociaal-emotioneel
Sensorisch-perceptueel
38
Q

Noem zeven componenten die de harmonie van het gezin bepalen

A
sociale network van ouders
peer-netwerk
stimulerende omgeving
kinderopvang
gemeenschapsactiviteiten
voorschoolse programma
richten op specifieke belangen en behoeften
39
Q

Noem drie componenten van de gezondheid en veiligheid geboden door het gezin

A

bescherming tegen geweld
preventieve gezondheidszorg
bescherming tegen omgevingsgevaren

40
Q

Noem twee gezinshulpmiddelen

A
  1. Persoonlijke kenmerken van de ouders (mentale/fysieke gezondheid, intellectuele vaardigheid, attitude en cognitieve bereidheid, copingstijl en waargenomen vertrouwen en competentie)
  2. Materiële bronnen (geld, sociale support)
41
Q

Wat voor doel heeft Early Childhood Intervention (ECI)?

A
  • bestaat uit multidisciplinaire diensten
  • geboorte tot en met 5 jaar
  • bevordert de gezondheid van kinderen en het welzijn, het verbeteren van nieuwe vaardigheden, het minimaliseren van ontwikkelingsstoornissen
  • Saneren van bestaande of opkomende handicap, voorkomen van functionele achteruitgang
  • Bevorderen adaptieve opvoeding en het algehele familie functioneren
  • Deze doelen worden bereikt door het verstrekken van geïndividualiseerde ontwikkelings-, educatieve en therapeutische diensten
42
Q

Waarom Early Childhood Intervention?

A
› Afhankelijkheid: learned helplessness 
› Ontwikkelingsachterstand (op verschillende domeinen), wordt groter naarmate de kinderen ouder worden  
› Standaard omgeving 
› Secondary disorder 
› Preventie, verminderen, oplossen  
Problemen in de opvoedingssituatie
43
Q

Noem de “drie cirkels” (college) van Familie-gecentreerde praktijken

A

kind leermogelijkheden
ouderschap steunen
resources familie en de gemeenschap

44
Q

Wat is Early Head Start?

A

Een federaal initiatief die zich inzet voor gezinnen met lage inkomens vanaf de zwangerschap, tot aan de leeftijd van drie jaar.

45
Q

Noem de twee belangrijkste dimensies van betrokkenheid

A

Participatie (hoeveel contact met programma)

Engagement (kwaliteit van het contact)

46
Q

Noem de vier niveaus van betrokkenheid

A
(participatie, engagement)
zeer betrokken (hoog, hoog)
niet betrokken (laag, laag)
oppervlakkig betrokken (hoog, laag)
sporadisch betrokken (laag, hoog)
47
Q

Wie profiteren meer van huisboeken en vroegschoolse interventie programma’s?

A

Gezinnen met meer risicofactoren met betrekking tot negatieve ontwikkelingsuitkomsten

48
Q

Wie hebben moeite met betrokkenheid binnen het interventieprogramma?

A

Gezinnen die leven in extreme armoede

Geweld binnen het gezin