Zinnen duits 1 Flashcards

1
Q

Er hatte ein schönes und langes Leben.

A

Hij had een lang en mooi leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Manche Menschen leben länger als 100 jahre.

A

Somminge mensen leven langer dan honderd jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Seine Tochter wurde im Mai geboren.

A

Zijn dochter is in mei geboren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Herzliche Glückewünsche zur Geburt.

A

Gefeliciteerd met de geboorte van jullie zoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Die männliche un weibliche Sexualiteit sind verschieden.

A

De mannelijk en vrouwelijke sexualiteit verschillen van elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sie hatten häufig Sex.

A

Ze hadden vaak seks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sie nimmt die Pille.

A

Ze is aan de pil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Es gibt Verschiedene Möglichkeiten Schwangerschaft zu vermeiden, zum Beispiel, indem der Mann ein Kondom benutzt.

A

Er zijn verschillende manieren om een zwangerschap te voorkomen, bijvoorbeeld doordat de man een condoom gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Am Christopher Street Day demonstrieren homosexuelle Menschen gegen ihre Diskriminiering.

A

Op Christopher Street Dat demonstreren homoseksuelen tegen discriminatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lesbische Frauen dürfen in Deutschland leider nicht heiraten.

A

Lesbische vrouwen mogen in Duitsland helaas niet trouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Schwule Paare dürfen in Deutschland leider nicht heiraten.

A

Homostellen mogen in Duitsland helaas niet trouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Die Frau ist schwanger.

A

De vrouw is zwanger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Während der Schwangerschaft ging es ihr gut.

A

Ze voelde zich prima tijdens de zwangerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wie alt is denn Ihr Baby.

A

Hoe oud is uw baby.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Anke erwarter ihr erstes Kind im Mai.

A

Anke verwacht haar eerste kind in mei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Seine Schuhe sind ihm zu klein, seine FüBe sind schon wieder gewachsen.

A

Zijn schoenen te klein, zijn voeten zijn alweer gegroeid.

17
Q

Er hatte eine glückliche Kindheit.

A

Hij had een gelukkige kindertijd.

18
Q

Die beiden Kinder sind ungefähr im gleichen Alter.

A

De twee kinderen hebben ongeveer dezelfde leeftijd.

19
Q

In seiner Jugend war er auf vielen Rockkonzerten.

A

In zijn jeugd was hij bij veel rockconcerten.

20
Q

In seiner Jugend war er auf vielen Rockkonzerten.

A

In zijn jeugd was hij bij veel rockconcerten.

21
Q

Er ist zwar erst 16 Jahre alt, aber er sieht schon ziemlich erwachsen aus.

A

Hij is pas zestien jaar oud, maar ziet er al best volwassen uit.

22
Q

Die Jugendlichen gehen abends gerne in Clubs.

A

Jongeren gaan ´s avonds graag naar clubs.

23
Q

Der Eintritt kostet für Erwachsene 12, fur kinder 5.

A

De toegang is voor volwassene twaalf euro en voor kinderen vijf euro.

24
Q

Sie wirk viel jünger als ich.

A

Ze lijkt veel jonger dan ik.

25
Q

Im Alter hört man oft nicht mehr so gut.

A

Op hoge leeftijd gaat vaak het gehoor achteruit.

26
Q

Ihre Mutter starb gestern Nacht im Krankenhaus.

A

Gisternacht is haar moeder in het ziekenhuis overleden.

27
Q

Sein Tod kam für alle völlig überraschend.

A

Zijn overleden kwam voor iedereen volkommen onverwachts.

28
Q

Nach dem Tsunami konnten mache Toten nicht identifiziert werden.

A

Na de Tsumami konden sommige doden niet geïndentificeerd worden.

29
Q

Giftige Pilze zu essen, kann tödlich sein/

A

Het eten van giftige paddenstoelen kan dodelijk zijn.