Duits woordenschat 3 Flashcards
de naam
der Name
de voornaam
der Vorname
de achternaam
der Nachname
mevrouw
die Frau
meneer
der Herr
het geslacht
das Geschlecht
gescheiden
geschieden
alleenstaand
alleinstehend
de weduwnaar
der Witwer
de weduwe
die Witwe
oud
alt
de leeftijd
das Alter
de geboortedatum
das Geburtsdatum
wonen
wohnen
het adres
die Adresse
de straat
die StraBe
het huisnummer
die Hausnummer
de geboorteplaats
der Geburtsort
de nationaliteit
die Staatsangehörigkeit
de familile
die Familie
het familielid
der/die Verwandte
de vader
der Vater
de moeder
die Mutter
de ouders
die Eltern
het kind
das Kind
opvoeden
erziehen
de broers en/of zussen
die Geschwister
de broer
der Bruder
de zus
die Schwester
de grootouders
die GroBeltern
de grootvader
der GroBvater
de grootmoeder
die GroBmutter
de oma
die Oma
de opa
der Opa
het kleinkind
der Enkel/das Enkelkind
de tante
die Tante
de oom
der Onkel
de neef (oom/tante)
der Cousin
de nicht (oom/tante)
die Cousine
de neef (broer/zus)
der Neffe
de nicht (broer/zus)
die Nichte
de schoonzoon
der Schwiegersohn
de schoonouders
die Schwiegereltern
de schoondochter
die schwiegertocher
trouwen
heiraten
de bruiloft
die Hochzeit
het echtpaar
das Ehepaar
de echtgenoot
der Ehemann
de echtgenote
die Ehefrau
geel
gelb
rood
rot
roze
rosa
paars
violett
bruin
braun
blauw
blau
groen
grün
oranje
orange
zwart
schwarz
wit
weiB
grijs
grau
de kleur
die Farbe
licht
hell
donker
dunkel
de vorm
die Form
de cirkel
der Kreis
het vierkant
das Quadrat
hoekig
eckig
rond
rund
het goud
das Gold
