Goedemorgen Flashcards
Guten Morgen
Goedemorgen
Guten Morgen
Hallo
Hallo
Goedemiddag
Guten Tag
Goedenavond
Guten Abend
Mijn naam is
Mein Name ist
Zij heet
Sie heißt
Leuk u/ je te ontmoeten
Nett Sie/ dich kennen zu lernen
Hoe gaat het met u/ je?
Wie geht es Ihnen/ Dir?
Met mij gaat het goed.
Es geht mir gut.
Ik ben … jaar oud.
Ich bin … Jahre alt.
Dank je wel
Danke (schön)
alstublieft
Bitte (schön)
Doei!
Tschüss!
tot ziens
Auf Wiedersehen
Tot horens
Auf Wiederhören
de ouders
die Eltern
de moeder
die Mutter
de vader
die Vater
de jongen
die Junge
het meisje
das Mädchen
de zoon
der Sohn
de dochter
die Tochter
de broer/ broers
der Bruder/ die Brüder
de zus/ zussen
die Schwester/ die Schwestern
de broers en zussen
die Geschwister
de oma
die Oma
de opa
die Großvater
de oom
der Onkel
de tante
die Tante
de neef(zoon van je broer of zus)
der Neffe
de nicht(dochter van je broer of zus
die Nichte
de neef (zoon van je oom of tante)
der Cousin
de nicht (dochter van je oom of tante)
die Cousine
de tweeling
der Zwilling
.
.
de aardappel(n)
die Kartoffel(n)
de paddenstoel(en)
der Pilz/ die Pilze
de wortel(s)
die Karotte(n)/ Möhre(n)
de ui(en)
die Zwiebel(n)
de prei(en)d
der Lauch/ die Lauche
de komkommer(s)
die Gurke(n)
de peer(en)
die Birne(n)
de framboos/ de frabozen
die Himbeere(n)
de druif/ de druiven
die Traube(n)
de kers(en)
die Kirsche(n)
de sinasappel(n)
die Orange(n)/ die Apfelsine(n)
de appel(en)
der Apfel/ die Äpfel
de file
der Stau
snel
flot/ schnell
Wat vind je ervan?
Was hältst du davon?
duur
teuer
men
man
buiten
draußen
ik stel voor…
Ich schlage vor…
(alleen) maar
nur
Tot straks.
Bis nachher.
aardig
nett
op tijd
rechtzeitig
WC
Toilette/ Klo
net
gerade
vandaag
heute
uitnodigen
einladen
per
pro
daarom
daher, deshalb
de fiets(en)
das Fahrrad/ die Fahrräder
er is
es gibt
raar, grappig
komisch
als
wenn
de woonplaats
der Wohnort
de postcode
die Postleitzahl
naar binnen
herein
heel
ganz