Woordschatkennis - les 2,3,5 Flashcards

1
Q

de gelagzaal

A

zaal waar gegeten en gedronken wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het beslag

A

bekleding, versiering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

onherroepelijk

A

zonder mogelijke veranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het dakpant

A

balk van het dak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de robijn

A

rode edelsteen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sinister

A

eng, gevaarlijk, angstaanjagend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beklemmend

A

drukkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ijzingwekkend

A

iets waar je doodsbang van bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de masterclass

A

praktijkles of sessie waarin een kenner informatie geeft over een onderwerp waarin hij/zij expert is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de distributeur

A

bedrijf dat/persoon die zorgt voor de verdeling van een product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het tijdsbestek

A

tijdsperiode, hoeveelheid tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

compenseren

A

iets vergeffen, iets vergoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verteerbaar maken

A

verwerkbaar maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

archaïsch

A

verouderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

stigmatiseren

A

iets met negatieve bijklank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geuzennaam

A

kan enkel gebruikt worden door wie tot een bepaalde groep behoort

17
Q

futiel

A

zinloos