Gevoelswaarde van woorden Flashcards

Les 5

1
Q

Denotatie

A

woordbetekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Polysemie

A

een woord kan verschillende betekenissen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

homoniem

A

zelfde woord, verschillende betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voorbeeld homoniem

A

Monster, spinnen, pad, gerecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

homofoon

A

zelfde klank, verschillende betekenis en schrijfwijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voorbeeld homofoon

A

hard/hart, wij/wei, jou/jouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

homograaf

A

dezelfde spelling, andere uitspraak + betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voorbeeld homograaf

A

regent, verspringen, gang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

connotatie

A

gevoelswaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat bepaalt de connotatie van een woord?

A

de pure inhoud, de beoordelaar, de stilistische waard van een woord, neutraal/eufemisme/dysfemisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de pure inhoud

A

welk gevoel heb je bij een bepaalt woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voorbeeld de pure inhoud

A

haat, liefde, vrede, oorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voorbeeld de beoordelaar

A

liberaal, radicaal, thuis, groen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de stilistische waarde van een woord

A

wat passend is voor een bepaalde situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voorbeeld van de stilistische waarde

A

paard/knol, gezicht/gelaat, echtgenote/vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voorbeeld neutraal/eufemisme/dysfemisme

A

sterven/inslapen/creperen

17
Q

Wat is woke?

A

zelfbewust en gespitst op sociaal onrecht en rascisme

18
Q

Eufemisme

A

verbloemende, verzachtende woorden

19
Q

Tactvol onderstatement

A

om mensen niet te kwetsen

20
Q

voorbeeld tactvol onderstatement

A

te diep in het glaasje gekeken hebben

21
Q

fatsoeneufemisme

A

uit beleefdheid

22
Q

voorbeeld fatsoeneufemisme

A

transpiren, naar bed gaan

23
Q

taboe-eufemisme

A

een taboe over de dood, seks, ziekte

24
Q

voorbeeld taboe-eufemisme

A

heengaan, de zwarte dood

25
Q

sluiereufemisme

A

om de waarheid te verdoezelen, jobs opwaarderen, met moeilijke woorden iemand overtuigen

26
Q

dysfemisme

A

brutalere klinkende woorden

27
Q

Waarom wordt een dysfemisme gebruikt?

A

uit shock, uit boosheid, om te kwetsen

28
Q

synoniem

A

woorden met dezelfde betekenis

29
Q

equivalent

A

woorden met dezelfde denotatie, connotatie, register

30
Q

antoniem

A

tegengestelde denotatie

31
Q

jargon

A

vaktaal

32
Q

taalregister

A

de manier waarop je taalgebruik zich aanpast aan een bepaalde situatie, context of doelgroep