woordjes leesvaardigheid Flashcards
Zeile
regel
Überschrift
titel
Lücke
gat
Absatz
alinea
Satz
zin
Spalte
kolom
Seite
bladzijde
Verfasser
auteur
Bild
foto
Aussage
uitspraak
bedeuten
betekenen
sich beziehen auf
betrekking hebben op
Voraussetzung/Bedingung
voorwaarde
allerdings/freilich
echter
tatsächlich
inderdaad
es gibt
er is/er zijn
Anzeige
advertentie
ablehnen
afkeuren
jedoch
maar
sogar
zelfs
schlieblich
tenslotte
statt(dessen)
in plaats (daar)van
bedauern
betreuren
Gegensatz
tegenstelling
versprechen
beloven
stolz
trots
bequem
gemakzuchtig
begeistert
enthousiast
zunächst
als eerste
nicht… sondern
niet… maar
weil
omdat
bestätigen
bevestigen
fordern
eisen
sich trauen
durven
der Kunde
de klant
da
omdat
Verallgemeinerung
generalisatie
Beispiel
bijvoorbeeld
während
terwijl
derzeit
momenteel
leisten
presteren
Ausnahme
uitzondering
denn
want
beobachten
waarnemen
einschränken
beperken
dennoch/trotzdem
toch (met nadruk)
Forderung
eis
folglich
dus
demnächst
binnenkort
in Bezug auf
met betrekking auf
also
dus
Umfrage
enquête
offenbar
blijkbaar
doch
toch
Studie
onderzoek
weshalb/warum
waarom
Ergebnis
resultaat
enttäuscht
teleurgesteld
je … desto
hoe … hoe
einräumen
toegeven