woordjes kapitel 2 F-N Flashcards
1
Q
der Schritt
A
de stap
2
Q
der Versuch
A
de poging
3
Q
sich gewöhnen an
A
wennen aan
4
Q
die Muskein
A
de spieren
5
Q
fast
A
bijna
6
Q
etwas schaffen
A
voor elkaar krijgen
7
Q
gelingen
A
lukken
8
Q
irgendwann
A
ooit
9
Q
passieren
A
gebeuren
10
Q
das Mitglied
A
het lid
11
Q
der Grund
A
de reden
12
Q
zeigen
A
laten zien
13
Q
nicht umsonst
A
niet voor niets
14
Q
deshalb
A
daarom
15
Q
schlechte Laune haben
A
in een slechte bui zijn