woordjes Flashcards
toetsweek
arm
arm
buik
bauch
arts
arzt
lichaam
korper
hooikoorts
heuschnupfen
mond
mund
ongeluk
unfall
rug
rücken
spierpijn
muskelkater
vinger
finger
voet
fuss
apotheek
aptheke
hand
hand
gezondheid
gesundheit
griep
grippe
neus
nase
verkoudheid
erkaltung
been
bein
gezicht
gesicht
koorts
fieber
medicijn
medikament
oor
ohr
ziekenhuis
krankenhaus
keelpijn
halsschmerzen
kiespijn
zahnschmerzen
pijn
schmerzen
gewond raken
sich verletzen
naar de dokter gaan
zum arzt gehen
overgeven
sich ubergeben
pijn doen
wehtun
slapen
schlafen
zich snijden
sich verbrennen
zich voelen
sich fühlen
beterschap
gute besserung
blij
froh
duizelig
schwindlig
gewond
verletzt
gezond
gesund
moe
müde
verkouden
erkältet
weer
wieder
zenuwachtig
nervös
ziek
krank
oog
auge
bezoeken
besuchen
doen
machen
fietsen
rad fahren
gisteren
gestern
helaas
leider
helpen
helfen
koud
kalt
kunnen
können
lopen
laufen
nodig hebben
brauchen
vorige week
vorige woche
warm
warm