moeilijke woordjes tw Flashcards
toetsweek
1
Q
gleichgewicht
A
evenwicht
2
Q
schritt
A
stap
3
Q
muskeln
A
spieren
4
Q
gewöhnen an
A
wennen aan
5
Q
fast
A
bijna
6
Q
herausforderung
A
uitdaging
7
Q
stolz
A
trots
8
Q
sich freuen
A
zich verheugen
9
Q
der grund
A
de reden
10
Q
unbedingt
A
perse
11
Q
klar
A
duidelijk
12
Q
schade
A
jammer
13
Q
ständig
A
voortdurend
14
Q
durchschnittlich
A
gemiddeld
15
Q
grunder
A
oprichter
16
Q
erforschen
A
onderzoeken
17
Q
haufig
A
vaak
18
Q
zwar
A
weliswaar
19
Q
erstaunlich
A
verbazingwekkend
20
Q
sondern
A
maar
21
Q
weltmeisterschaft
A
het
22
Q
zeigen
A
laten zien
23
Q
mittlerweile
A
inmiddels
24
Q
erfolg
A
succes
25
Q
gehirn
A
hersenen
