Woordjes Flashcards
1
Q
Praeda
A
(Praedae) de buit; de prooi
2
Q
Sagitta
A
(Sagittae) de pijl
3
Q
Silva
A
(Silvae) het bos
4
Q
Spectaculum
A
(Spectaculi) het schouwspel
5
Q
Egrius
A
-a -um buitengewoon
6
Q
Extremus
A
-a -um uiterste; het uiterste van
7
Q
Nudus
A
+abl -a -um naakt; beroofd van
8
Q
Miser
A
Misera, miserum ongelukkig
9
Q
Canis
A
Canis m. de hond
10
Q
Comes
A
Comitis m. De kameraad
11
Q
Pudor
A
Pudoris m de schaamte; het eergevoel
12
Q
Auris
A
Auris v. Het oor
13
Q
Mens
A
Mentis v de geest, het verstand
14
Q
Pellis
A
Pellis v de huid
15
Q
Agmen
A
Agminis o de troep; de colonne