Woordenschat / vocabulary Flashcards
1
Q
the man
A
de man
2
Q
the monkey
A
de aap
3
Q
the bomb
A
de bom
4
Q
the boat
A
de boot
5
Q
the bus
A
de bus
6
Q
the wall
A
de muur
7
Q
the knife
A
de mes
8
Q
the leg
A
het been
9
Q
from
A
vandaan
10
Q
Buenos días (1)
A
Goedemorgen
11
Q
Buenas tardes (media tarde) (2)
A
Goedemiddag
12
Q
Buenas tardes (3)
A
Goedenavond
13
Q
Buenas noches
A
Goedenacht
14
Q
the doctor
A
de dokter
15
Q
the nurse
A
het verpleegkundige
16
Q
the hospital
A
het ziekenhuis
17
Q
together
A
samen
18
Q
dead
A
dood
19
Q
the store
A
de winkel
20
Q
the supermarket
A
de supermarkt
21
Q
today
A
vandaag
22
Q
Christmas
A
het Kerstmis
23
Q
Make an appointment
A
Een afspraak maken
24
Q
room
A
kamer
25
blue sky
blauwe lucht
26
dead
dood
27
together
samen
28
trip
reis
29
pleasant
prettig
30
excuse me
excuseer
31
the store
de winkel
32
the airport
de luchthaven
33
the party
het feestje
