Woordenschat toets: Hoofdstuk 9: Trimester 3. Flashcards
1
Q
het buffet
A
le buffet
2
Q
het vieruurtje
A
le goûter / la collation
3
Q
de picknick
A
le pique-nique
4
Q
het avondmaal
A
le souper
5
Q
het bord
A
l’assiette
6
Q
het stokbrood
A
la baguette
7
Q
de banaan
A
la banane
8
Q
de boter
A
le beurre
9
Q
het bier
A
la bière
10
Q
de fles
A
la bouteille
11
Q
het cadeau
A
la cadeau
12
Q
de koffie
A
le café
13
Q
de wortel
A
la carotte
14
Q
de paddenstoel
A
le champignon
15
Q
de vleeswaren
A
la charcuterie
16
Q
de chocolade
A
le chocolat
17
Q
de warme chocolademelk
A
le chocolat chaud
18
Q
de cola
A
le coca
19
Q
het mes
A
le couteau
20
Q
de croissant
A
le croissant
21
Q
de lepel
A
la cuillère
22
Q
het middagmaal
A
le déjeuner
23
Q
het dessert
A
le dessert
24
Q
het avondeten
A
le dîner
25
het water
l'eau
26
het ei
l'oeuf
27
de vork
la fourchette
28
de kaas
le fromage
29
het fruit
le fruit
30
het ijsje
la glace
31
de frietjes
les frites
32
de ham
le jambon
33
de vruchtensap
le jus de fruits
34
de kilo
le kilo
35
de kiwi
le kiwi
36
de melk
le lait
37
de kropsla
la laitue
38
de groente
le légume
39
de frisdrank
la limonade
40
de mayonaise
la mayonnaise
41
het menu
le menu
42
de sinaasappel
l'orange
43
het brood
le pain
44
het ontbijt
le petit-déjeuner
45
de peer
la poire
46
de vis
le poisson
47
de aardappel
la pomme de terre
48
appel
la pomme
49
de pizza
la pizza
50
de maatlijd
le repas
51
de sla
la salade
52
de saus
la sauce
53
de soep
la soupe
54
de spaghetti
les spaghettis
55
de suiker
le sucre
56
de boterham
la tartine
57
de thee
le thé
58
de tomaat
la tomate
59
het glas
le verre
60
het vlees
la viande
61
de wijn
le vin
62
lekker
bon
63
slecht
mauvais
64
drinken
boire
65
eten
manger
66
het conservenblik
la boîte de conserves
67
de boodschappen
les courses
68
het boodschappenlijstje
la liste d'achats
69
het bakje (aardbeien)
la barquette (de fraises)
70
het blik
la boîte
71
het brik (melk)
la brique (de lait)
72
het blikje (bier)
la canette (de bière)
73
het karton
le carton
74
het pakje (boter)
le paquet (de beurre)
75
het ingrediënt
l'ingrédient
76
de bereiding
la préparation
77
de knoflook
l'ail
78
de aubergine
l'aubergine
79
de broccoli
les brocolis
80
de selder
le céleri
81
het witloof
le chicon
82
het spruitje
le chou de Bruxelles
83
de bloemkool
le chou-fleur
84
de komkommer
le concombre
85
de augurk
le cornichon
86
de courgette
la courgette
87
de rauwkost
les crudités
88
het witloof, de andijvie
l'endive
89
de spinazie
les épinards
90
de princessenboon
le haricot vert
91
het erwtje
le petit pois
92
de ui
l'oignon
93
de prei
le poireau
94
de paprika
le poivron
95
de radijs
le radis
96
de amandel
l'amande
97
de ananas
l'ananas
98
de avocado
l'avocat
99
de kers
la cerise
100
de citroen
le citron
101
de aardbei
la fraise
102
de framboos
la framboise
103
de meloen
le melon
104
de nectarine
la nectarine
105
het hazelnootje
la noisette
106
de noot
la noix
107
de olijf
l'olive
108
de pompelmoes
le pamplemousse
109
de perzik
la pêche
110
de pruim
la prune
111
de druif
le raisin
112
de ontbijtgranen
les céréales
113
de chips
les chips
114
de bloem
la farine
115
de zetmeelhoudende producten
les féculents
116
het deeg
la pâte
117
de paste, deegwaren
les pâtes
118
het broodje
le petit pain
119
de puree
la purée
120
de rijst
le riz
121
de sandwich
le sandwich
122
de toast
le toast
123
de verse room
la crème fraîche
124
de platte kaas
le fromage blanc
125
de geitenkaas
le fromage de chèvre
126
de yoghurt
le yaourt
127
het lamsvlees
l'agneau
128
het rundsvlees
le boeuf
129
de lamskotelet
la côte d'agneau
130
het ribbetje
la côtelette
131
het kalkoenvlees
la dinde
132
het tussenribstuk
l'entrecôte
133
het (..) lapje
l'escalope (de..)
134
de bout
le gigot
135
de hamburger
le hamburger
136
de paté
le pâté
137
het varkensvlees
le porc
138
het kippenvlees
le poulet
139
de salami
le salami
140
de worst
la saucisse
141
de steak
le steak
142
het kalfsvlees
le veau
143
het gevogelte
la volaille
144
de kabeljauw
le cabillaud
145
de haring
le hareng
146
de kreeft
le homard
147
de oester
l'huître
148
de mossel
la moule
149
de sardien
la sardine
150
de zalm
le saumon
151
de scampi
le scampi
152
de tonijn
le thon
153
de forel
la truite
154
het koekje
le biscuit
155
het snoepje
le bonbon
156
de crème (brûlée)
la crème (brûlée)
157
het snoepje
la friandise
158
de taart
le gâteau
159
het (vanille/chocolade) ijsje
la glace (à la vanille/ au chocolat)
160
de chocolademousse
la mousse au chocolat
161
het gebak
la pâtisserie
162
de pudding
le pudding
163
de fruitsla
la salade de fruits
164
de (aardbeien) taart
la tarte (aux fraises)
165
de jam
la confiture
166
de specerij
l'épice
167
de kruiden
les herbes
168
de olijfolie
l'huile d'olive
169
de honing
le miel
170
de mosterd
la moutarde
171
de peper
le poivre
172
de saus
la sauce
173
het zout
le sel
174
de azijn
le vinaigre
175
bitter
amer
176
rauw
cru
177
heerlijk
délicieux
178
taai
dur
179
gekruid
épicé
180
flauw, smaakloos
fade
181
sterk
fort
182
gerookt
fumé
183
gulzig
gourmand
184
vettig
gras
185
gegrild
grillé
186
gehakt
haché
187
licht
léger
188
zwaar
lourd
189
gemalen
moulu
190
gepeld
pelé
191
gepeperd
poivré
192
geraspt
râpé
193
gebraden
rôti
194
gezouten
salé
195
zoet
sucré
196
mals
tendre
197
een reep chocolade
une barre de chocolat
198
een knoflook teentje
une gousse d'ail
199
een gram
un gramme de
200
een kilo
un kilo de
201
een liter
un litre de
202
een sneetje
une tranche de
203
een glas
un verre de
204
de zuurkool
la choucroute
205
de slakken
les escargots
206
het spiegelei
l'oeuf sur le plat
207
de omelette
l'omelette
208
de diepvriesschotel
le plat surgelé
209
het gerecht
le plat
210
het drankje
la boisson
211
de champagne
le champagne
212
de cocktail
le cocktail
213
het spuitwater
l'eau pétillante
214
het plat water
l'eau plate
215
het ijsblokje
le glaçon
216
de siroop
le sirop
217
de droge worst
le saucisson
218
de sla
la salade
219
de boter
la beurre
220
gulzig
gourmand
221
de couscous
le couscous
222
het vieruurtje
le goûter
223
de fles
la bouteille
