Hoofdstuk 6: Saveurs. (trimester 3) Flashcards
zuur
acide
bitter
amer / amère
de eetlust
l’appétit
het bord
l’assiette
de cafetaria
la cafétéria
de kantine, de eetzaal
la cantine
de karaf
la carafe
het mandje
la corbeille
het bestek
le couvert
de keuken, het eten
la cuisine
de kok(in)
le cuisinier/la cuisinière
het fornuis
la cuisinière
het koken, de gaarheid
la cuisson
de automaat
le distributeur
de smaak
le goût
het vieruurtje
le goûter
het vet
la graisse
het vet gedeelte (van vlees)
le gras
de olie
l’huile
de ketchup
le ketchup
de mayonaise
la mayonnaise
de mosterd
la moutarde
de peper
le poivre
de refter
le réfectoire
de gezondheid
la santé
de smaak
la saveur
het zout
le sel
het servet
la serviette
de suiker
le sucre
zoet
le sucré
de boterham
la tartine
umami
l’umami
de vegetariër
le végétarien / la végétarienne
het glas
le verre
proeven
goûter
peperen, peper toevoegen
poivrer
zouten, zout toevoegen
saler
suikeren, suiker toevoegen
sucrer
koken
cuire
appetijtelijk, lekker, smakelijk uitzien
appétissant / appétissante
rauw
cru / crue
gekookt
cuit / cuite
hard
dur / dure
gekruid
épicé / épicée
smakeloos
fade
vers
frais / fraiche
smakelijk (als in lekker)
goûteux / goûteuse
vet
gras / grasse
licht
léger / légère
zacht
mou / molle
pikant
piquant / piquante
zout
salé / salée
gezond
sain / saine
smakelijk, lekker, heerlijk
savoureux, savoureuse
zoet
sucré / sucrée
dievries-
surgelé / surgelée
smeerbaar
tartinable
lauw
tiède
vegetarisch
végétarien / végétarienne
