Woordenschat Hoofdstuk 1 Flashcards
1
Q
Aandenken
A
Souvenir
2
Q
Amicaal
A
Vriendschappelijk
3
Q
Bezoek
A
Visite
4
Q
Bonje
A
Ruzie
5
Q
Domineren
A
Overheersen
6
Q
Gunstig
A
Voordelig
7
Q
Knus
A
Gezellig
8
Q
Nauwgezet
A
Precies
9
Q
Oprecht
A
Eerlijk
10
Q
Roddelen
A
Kwaadspreken
11
Q
Recent
A
Onlangs/pas geleden
12
Q
Fysiek
A
Lichamelijk
13
Q
Effect
A
Gevolg
14
Q
Verwantschap
A
Band
15
Q
Verzot
A
Dol
16
Q
Ruïneerde
A
Vernielde