Leesvaardigheid (1.3,2.3,3.3) Flashcards
Opsommend tekstverband
Worden dingen achter elkaar genoemd:
Signaalwoorden:
Ten eerste, ook, eveneens, bovendien, verder, tevens, niet alleen, ….maar ook, zowel…als, ten slotte
Tijdsvolgorde verband
Beschrijft de gebeurtenissen in de juiste volgorde:
Signaalwoorden:
Eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, zodra, ten slotte
Tegenstellend verband
Tegenovergestelde dingen:
Signaalwoorden:
Maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel, enerzijds… anderzijds
Uitleggend verband
Ook wel ‘toelichtend’, er word extra informatie gegeven in de juiste tijdsvolgorde
Signaalwoorden:
Bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, zoals
Redengevend tekstverband
Waarom iemand iets doet of iets vindt:
Signaalwoorden:
Want, omdat, daarom, immers, namelijk
Concluderend tekstverband
De auteur trekt een conclusie uit informatie eerder in de tekst
Signaalwoorden:
Dus, dan ook, concluderend, de slotsom is, hieruit volgt
Vergelijkend tekstverband
De auteur maakt iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen:
Signaalwoorden:
Net als, zoals, evenals, overeenkomstig, vergelijkbaar met
Tekstdoelen
Informeren, overtuigen, activeren en amuseren:
Bij elk tekstdeel hoort een tekstsoort met verschillende tekstvormen
Een tekst kan meer tekstdoelen hebben, maar er is altijd 1 tekstdoel het belangrijkst
Informeren (tekstdoel)
Tekstsoort: informatieve teksten
Tekstvormen:
Handleiding, interview verslag, nieuwsbericht, reisverslag, uiteenzetting
Overtuigen (tekstdoel)
Tekstsoort: betogende teksten
Tekstvormen:
Beoordeling, boekbespreking, column, commentaar, filmrecensie, ingezonden brief
Activeren (tekstdoel)
Tekstsoorten: activerende teksten
Tekstvormen:
Advertentie, affiche, folder, reclametekst
Amuseren (tekstdoel)
Amuserende teksten (tekstsoort)
Tekstvormen:
Cabarettekst, roman, verhaal
Instrueren (tekstdoel)
Tekstsoort: instruerende teksten
Tekstvorm:
Instructie, stappenplan, handleiding
Titel
Bijna elke tekst heeft wel een titel:
Noemt soms letterlijk het onderwerp en geeft er altijd wel een aanwijzing
Onderwerp
Je vind het onderwerp meestal al als je de titel en de eerste alinea leest
Benoem het onderwerp in 1 of een paar woorden waar de tekst over gaat (nooit een heel zin)