Woordenschat Flashcards
1
Q
Flexibel
A
Buigzaam
2
Q
Domineren
A
Overheersen
3
Q
Comfortabel
A
Aangenaam, heel prettig
4
Q
Kampt met
A
Last hebben van
5
Q
Particulier
A
Van een individueel persoon
6
Q
Branche
A
Bedrijfstak, economische sector
7
Q
Vitaliteit
A
Levenskracht, levenslucht
8
Q
Schaarste
A
Een tekort aan
9
Q
Gebrekkig
A
Niet goed, nogal slecht
10
Q
Cynisch
A
Sarcastisch
11
Q
Gestoeld op
A
Gebaseerd op
12
Q
Poortwachter
A
Iemand die de wacht houdt (letterlijk of figuurlijk)