Basis Flashcards
1
Q
Tekstdoelen
A
Amuseren Informeren Overtuigen Activeren Opiniëren
2
Q
Mening is vaak
A
Overtuigen of activeren
3
Q
Constatering is vaak
A
Informeren of opiniëren
4
Q
Hoe kan je met de inleiding aandacht trekken
A
Naar een actuele gebeurtenis verwijzen
De voorgeschiedenis beschrijven
Een aantrekkelijk voorbeeld geven
Het belang van het publiek aangeven
5
Q
Welke doelen heeft de inleiding
A
De aandacht van het publiek trekken
Het onderwerp introduceren
6
Q
Hoe kan een onderwerp geïntroduceerd worden
A
Er wordt een vraag gesteld
Er wordt een mening geformuleerd
Er wordt een probleem geschetst
7
Q
Manieren om aantrekkelijk een slot te eindigen
A
Een uitsmijter
De cirkelrond maken
8
Q
De tekststructuren
A
Argumentatie Aspecten Probleem-oplossing Verklaring Verleden-heden Voor-nadelen Vraag-antwoord
9
Q
De tekstverbanden die naar zijn
A
Oorzakelijk Toelichtend Voorwaardelijk Redengevend Vergelijkend Doel-middel Samenvattend Concluderend