Woordenschat op2 Flashcards

1
Q

Vermaarde

A

Bermoende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Duet

A

2 personen die samen zingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Duiden op

A

Laten zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Treurnis

A

Droefigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Decennia

A

Periode van 10 jaar/ 10 tallen jaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Absurde

A

Heel vreemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Persiflag

A

Imitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geemeenplaatsen

A

Clichés

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geavanceerde

A

Voorliggend (in technisch opzicht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voorbehouden aan

A

Uitsluitend voor, alleen mogelijk voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ornithologen

A

Vogeldeskundigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leken

A

Niet-deskundigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Academici

A

Wetenschappers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Harmonieus

A

Goed klinkend, goed op elkaar afgestemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behagen

A

Een plezier doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gemeen heeft

A

Gezamenlijk kenmerk/eigenschap

17
Q

Rivalen

A

Tegenstander/ concurrenten/ vijanden

18
Q

Locaties

A

Plekken

19
Q

Ondoordringbare

A

Niet toegankelijk

20
Q

Detecteren

A

Achterhalen / opmerken

21
Q

Geanalyseerd

A

Grondig onderzocht

22
Q

Coöperatie

A

Samenwerking

23
Q

Coördinatie

A

Het op elkaar afstemmen

24
Q

Typeert

A

Geeft iets typisch aan / karaktereigenschap

25
Q

Agressie

A

Geweld / strijdlust

26
Q

Jegens

A

Tegen / Tegenover

27
Q

Offensief

A

Aanval

28
Q

Confrontatie

A

Strijd / botsing

28
Q

Auditieve

A

Wat geluid betreft

29
Q

Constateert

A

Maakt duidelijk dat / Stelt vast