Woordenlijst § 1 Gezond Flashcards

1
Q

de absenten

A

de afwezigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de amateur

A

iemand die bijvoorbeeld een kunst of sport voor zijn plezier doet (niet voor zijn werk); liefhebber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het beloningssysteem

A

deel van de hersenen dat een gevoel van waardering geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de benefits

A

de voordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het brein

A

de hersens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de cel

A

kleinste bouwsteen van je lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

doelloos

A

zonder doel; zonder plannen; nutteloos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

euforisch

A

gelukzalig en opgewekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fysiek

A

lichamelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

herdenken

A

weer in gedachten brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

herkennen

A

door horen of zien weer weten wie iemand is of wat iets is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het hormoon

A

stofje in je lichaam dat je lichaam zelf aanmaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

in conditie

A

fit; gezond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de infectie

A

de ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de intercity

A

trein die tussen stations van (grote) steden rijdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de interland

A

wedstrijd tussen teams uit verschillende landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

kernachtig

A

in weinig woorden; beknopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

kostbaar

A

duur; veel geld waard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

het langetermijnonderzoek

A

onderzoek dat gedurende een langere tijd plaatsvindt

20
Q

de mildheid

A

toegeeflijkheid; de zachtheid

21
Q

de misdaad

A

verkeerde, strafbare handeling

22
Q

de miskoop

A

verkeerde, onjuiste aankoop

23
Q

psychisch

A

geestelijk

24
Q

raadzaam

A

verstandig; aanbevelenswaardig

25
Q

de reactie

A

wat je zegt of doet in antwoord op iets/iemand anders

26
Q

redelijk

A

tamelijk; nogal; ook: verstand bezittend; verstandig

27
Q

de reproductie

A

afbeelding die is nagemaakt of gekopieerd

28
Q

de stofwisseling

A

voedselomzetting in het lichaam

29
Q

sympathiek

30
Q

het symptoom

A

het verschijnsel

31
Q

de telefoon

A

apparaat waarmee je een stem of een ander geluid op afstand kunt horen

32
Q

de televisie

A

apparaat waarmee je bewegende beelden kunt zien (en geluiden kunt horen) die op afstand verzonden worden

33
Q

de work-out

A

de training; de conditietraining

34
Q

Bitter in de mond, maakt het hart gezond.

A

Goede medicijnen hoeven niet lekker te smaken.

35
Q

doen alsof je neus bloedt

A

reageren alsof je van niets weet

36
Q

kloppen als een zwerende vinger

A

volkomen juist zijn

37
Q

met iets in je maag zitten

A

een probleem hebben

38
Q

onder het mes gaan

A

geopereerd worden

39
Q

een pleister op de wond

A

iets wat de pijn of het verdriet vermindert

40
Q

een pleister op een houten been

A

een nutteloze maatregel

41
Q

De tijd heelt alle wonden.

A

Na lange periode zal verdriet overgaan.

42
Q

de vinger op de zere plek leggen

A

precies aangeven waar het probleem zit

43
Q

Voorkomen is beter dan genezen.

A

Je kunt beter voorzichtig zijn dan later de schade moeten herstellen.

44
Q

Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.

A

Een slappe oplossing maakt het probleem alleen maar erger.

45
Q

zout in de wond strooien

A

het verdriet / de pijn verergeren