Woordenkraker Deel 7 Begrip -> Defintie Flashcards

1
Q

Het concept

A

Ontwerp, idee, plan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het supplement

A

Aanvulling, toevoeging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De justitie

A

Overheidsonderdelen die controleren of wetten correct nageleefd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De filosofie

A

Wetenschap die zich bezighoudt met het denken over de wereld en de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De regelgeving

A

Geheel van regels en voorschriften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verkieslijk

A

Verkiesbaar, de voorkeur krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hallucinant

A

Onvoorstelbaar, schokkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Timide

A

Verlegen, bang, schuchter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sporadisch

A

Zelden, Af en toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Majestueus

A

Groots, indrukwekkend, statig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Opmerkelijk

A

Opvallend, verbazend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Grensoverschrijdend

A

Over de grenzen heen; de regels overtreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In schril contrast staan met

A

Een tegenstelling vormen met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gesteld zijn op

A

Erg veel belang aan hechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geweerd worden

A

Niet toelaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verloochenen

A

Ontkennen, afwijzen

17
Q

De interieurverzorgster

A

De poetsvrouw

18
Q

Het woonzorgcentrum

A

Het bejaardentehuis

19
Q

Een nieuwe Belg

A

Een allochtoon

20
Q

De hygiënisch assistent

A

De vuilnisman

21
Q

De haarstylist

A

De kapper

22
Q

Het tijdelijke met het eeuwige wisselen

A

Sterven

23
Q

Het bed delen met

A

Vrijen met

24
Q

Een ongewenste bezoeker

A

Een dief

25
Q

Een sanitaire stop maken

A

Een plaspauze maken

26
Q

Beneveld zijn

A

Dronken zijn

27
Q

Volslank

A

Dik

28
Q

Boven zijn theewater zijn

A

Dronken zijn

29
Q

De vrouwelijke ongemakjes

A

De maandstonden

30
Q

Een persoon met een beperking

A

Een gehandicapte