woordenbad 4 Flashcards

1
Q

reusachtig

A

gigantisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

winstgevend

A

lucratief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ongelijksoortig

A

heterogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

onevenwichtig

A

labiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

eensgezind

A

unaniem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verdraagzaam

A

tolerant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

eentonig

A

monotoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

uitdrukkelijk

A

expliciet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

huiveringwekkend

A

luguber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voltallig

A

plenair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bekwaam

A

competent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

soepel, buigzaam

A

flexibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

stevig

A

robuust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

haatdragend

A

rancuneus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onvoorstelbaar, schokkend

A

hallucinant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

tegengestelde sympathiek

A

antipathiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

tegengestelde perfect

A

imperfect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

tegengestelde roekeloos

A

voorzichtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

tegengestelde peperduur

A

spotgoedkoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

tegengestelde geruststellend

A

verontrustend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

tegengestelde wisselvallig

A

standvastig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

tegengestelde beknopt, summier

A

uitgebreid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

tegengestelde competent

A

incompetent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

tegengestelde heterogeen

A

homogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

tegengestelde tolerant

A

intolerant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

tegengestelde permanent

A

tijdelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

tegengestelde schaars

A

overvloedig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

tegengestelde grenzeloos

A

begrensd

29
Q

tegengestelde afbrekend

A

opbouwend

30
Q

tegengestelde kunstmatig

A

natuurlijk

31
Q

bijvoeglijk naamwoord explosie

A

explosief

32
Q

bijvoeglijk naamwoord competitie

A

competitief

33
Q

bijvoeglijk naamwoord relatie

A

relatief

34
Q

bijvoeglijk naamwoord celibaat

A

celibatair

35
Q

bijvoeglijk naamwoord fraude

A

frauduleus

36
Q

bijvoeglijk naamwoord preventie

A

preventief

37
Q

bijvoeglijk naamwoord emotie

A

emotief

38
Q

bijvoeglijk naamwoord luxe

A

luxueus

39
Q

bijvoeglijk naamwoord elite

A

elitair

40
Q

bijvoeglijk naamwoord selectie

A

selecief

41
Q

bijvoeglijk naamwoord mode

A

modieus

42
Q

bijvoeglijk naamwoord ambitie

A

ambitieus

43
Q

bijvoeglijk naamwoord bacterie

A

bacterieel

44
Q

bijvoeglijk naamwoord contract

A

contractueel

45
Q

bijvoeglijk naamwoord monument

A

monumentaal

46
Q

groots

A

riant

47
Q

verlaten

A

desolaat

48
Q

streng

A

rigoureus

49
Q

bestand tegen

A

resistent

50
Q

indrukwekkend

A

imposant

51
Q

de situatie is kritiek/kritisch

A

kritiek

52
Q

fysische/fysieke aftakeling

A

fysieke

53
Q

de situatie is wanhopig/hopeloos

A

hopeloos

54
Q

nijdig

A

spinnijdig

55
Q

droog

A

kurkdroog

56
Q

ver

A

mijlenver

57
Q

dol

A

hoorndol

58
Q

zwanger

A

hoogzwanger

59
Q

net

A

kraannet

60
Q

helder

A

glashelder

61
Q

vers

A

kersvers

62
Q

fijn

A

aartslui

63
Q

hoog

A

torenhoog

64
Q

fijn

A

ragfijn

65
Q

oud

A

oeroud

66
Q

zuiver

A

loepzuiver

67
Q

wit

A

sneeuwwit

68
Q

groot

A

supergroot