Woorden hoofdstuk 4 Flashcards
1
Q
erg onvoorzichtig
A
roekeloos
2
Q
met oog voor de verschillende kanten van een vraagstuk
A
genuanceerd
3
Q
zelfstandigheid
A
autonomie
4
Q
verkennen, onderzoeken
A
exploreren
5
Q
het werkelijke aantal
A
het absolute getal
6
Q
grondig, ingrijpend
A
radicaal
7
Q
(letterlijk: met de zijnen) met de betrokkenen
A
cum suis
8
Q
beperking, uitzondering
A
het voorbehoud
9
Q
proefopstelling
A
de experimentele setting
10
Q
moeilijke keuze tussen twee dingen
A
het dillema
11
Q
samenhangend, consequent
A
consistent
12
Q
aanprijzen, sterk aanraden
A
propageren
13
Q
grondig, aan de basis staand, van het grootste belang
A
fundamenteel
14
Q
leider, leermeester
A
de goeroe
15
Q
alleen maar, slechts
A
louter