Woorden hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

genoemd, als voorbeeld gebruikt

A

aangehaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kort verhaal met een boodschap

A

de parabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uit elkaar halen

A

ontmantelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

eerste

A

primair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gericht op het maken van winst

A

commercieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onbetaald

A

onbezoldigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

1) als iets uit jezelf komt 2) wezenlijk, belangrijk

A

intrisiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

plaats waar iets is ontstaan, daar waar de oorsprong ligt

A

de bakermat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

1) lijst met gegevens 2) (taalkunde) aan de situatie gebonden taalgebruik

A

het register

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(muziek) notering van een compositie

A

de partituur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitstekend, uitmuntend, vooraanstaand

A

eminent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

onderwijzend, alles wat het leren stimuleert

A

didactisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het naar hoger niveau brengen

A

de verheffing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geniaal

A

virtuoos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

denkbeeldig

A

fictief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kleinerend, op een kwetsende vernederende manier

A

denigrerend

17
Q

nieuw woord dat voor het eerst in een taal wordt gebruikt

A

de nieuwvorming

18
Q

een woord dat is ontstaan uit het proberen een geluid na te bootsen (onomatopee)

A

de klanknabootsing

19
Q

klanknabootsing (een woord dat is ontstaan uit het proberen een geluid na te bootsen)

A

onomatopee

20
Q

weergeven van de inhoud in eigen woorden

A

de parafrase

21
Q

zich verzetten tegen

A

weerstand bieden aan

22
Q

met een eigen, afwijkend karakter

A

idiosyncratisch

23
Q

opvallend

A

saillant

24
Q

aan elkaar koppelen, met elkaar in verband brengen

A

associatie

25
Q

dwingen

A

nopen

26
Q

bemiddelaar

A

intermediair

27
Q

ontcijferen

A

decoderen

28
Q

1) ontleden van het lichaam, 2) uiteenrafelen

A

dissecteren

29
Q

stilstaand

A

statisch

30
Q

bewegend

A

dynamisch

31
Q

apparaat om tonen te regelen, hier: gelijkmaker

A

equalizer

32
Q

iets beeldend voorstellen

A

visualiseren

33
Q

dwars, eigenzinnig, koppig

A

weerspanning

34
Q

opvallend goede kunstzinnige prestatie

A

het artistieke hoogstandje

35
Q

behoefte

A

gading

36
Q

gebruiken, afspraken

A

conventie

37
Q

samenhang

A

cohesie

38
Q

inhoudelijke samenhang

A

de coherentie