Woorden blz. 105-106 examenbundel D4 Flashcards
Absatz
Alinea
Abschnitt
tekstdeel
angesprochen
aansnijden
Anlass
aanleiding
ausgesagt
zeggen, onder woorden brengen
Aussage(n)
uitspra(a)k(en)
äußert
uiten
beabsichtigt
bedoelen
begründet
motiveren
behauptet
beweren
betont
benadrukken
bezeichnet
aanduiden
bezieht sich auf
betrekking hebben op
Bezug
met betrekking tot
bezweckt
bedoelen
dargestellt
beschrijven, weergeven
einfügen
invoegen
empfindet
(ge)voelen
enthalten
bevatten
entspricht
overeenkomen met
Ergänzung
aanvullen, toevoegen
ersetzen
vervangen
erwähnten
noemen, vermelden
steht gedanklich auf einer Linie
inhoudelijk overeenkomen
Gegensatzpaar
set van tegenstellingen
gegenüber
tegenover
gemeint
bedoelen
Grund
reden
herausgestellt
blijken
geht … hervor
blijken
hält … von
vinden van
hervorgehoben
benadrukken
hinsicht
opzicht