Woorden A nl-du Flashcards
1
Q
de kloof
A
der Riss
2
Q
vervelen
A
langweilen
3
Q
verbaasd
A
erstaunt
4
Q
te maken hebben met
A
zu schaffen haben mit
5
Q
erg, slecht
A
schlimm
6
Q
te pakken krijgen
A
erwischen
7
Q
het leeftijdsverschil
A
der Altersunterschied
8
Q
de wetenschapper
A
der Forscher
9
Q
ontelbaar
A
unzählig
10
Q
bedreigd
A
bedrocht
11
Q
vroeger
A
einstig