Wie sag ich es 1 Flashcards

1
Q

Gefeliciteerd met je verjaardag

A

Herzlichen Glückwunsch zum Geburtstag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het verjaardagsfeest begint om twee uur

A

Die Geburtstagfeier beginnt um zwei Uhr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het feestje begint om vijf uur

A

Die Fete fängt um fünf Uhr an

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat wil je voor je verjaardag?

A

Was möchtest du zum Geburtstag?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik zou graag een dvd willen

A

Ich möchte gerne eine DVD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik wil graag geld

A

Ich wünsche mir Geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat heb je voor je verjaardag gekregen?

A

Was hast du zum Geburtstag bekommen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik heb een spel gekregen

A

Ich habe ein Spiel bekommen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ik neem popcorn mee

A

Ich nehme Popcorn mit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wie komt er nog meer op het feest?

A

Wer kommt noch zum Fest?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel personen komen er op het feestje?

A

Wie viele Personen kommen zur Party?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is het afgelopen?

A

Wann ist das Fest aus?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wil je voor je verjaardag?

A

Was wünschst du dir zum Geburtstag?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zijn jouw ouders thuis?

A

Sind deine Eltern zuhause?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wie heb je verder nog uitgenodigt?

A

Wen hast du noch eingeladen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een paar vrienden en klasgenoten

A

Einige Freunde und Klassenkameraden

17
Q

Wanneer is het feest afgelopen?

A

Wann is die Feier zu Ende?

18
Q

Om middernacht

A

Um Mitternacht

19
Q

Tot hoe laat mogen we blijven

A

Bis wann dürfen wir bleiben?

20
Q

We moeten allemaal helpen bij het opruimen

A

Wir müssen alle beim Aufräumen helfen