What is depression? (week 1) Flashcards

1
Q

Hoe ziet Hernann de complexe aard van depressie?

A

Er is geen enkele oorzaak voor depressie, de oorsprong ervan is complex en bevat meerdere bijdragende factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ICD-11 conceptualisering van depressie

A
  • Diagnose vereist dat ten minste 5 vd 10 gespecificeerde symptomen/tekenen het grootste deel van de dag, bijna elke dag, gedurende ten minste twee weken aanwezig zijn
  • Stemmingsstoornissen moeten leiden tot een aanzienlijke functiebeperking. Symptomen mogen niet te wijten zijn aan een andere medische aandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de drempel voor subsyndromale depressie?

A

Het vereisen van ten minste één ‘kern’ depressief symptoom gedurende ten minste twee weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschillen depressie tussen mannen en vrouwen (Hermann)

A

-Vaker voor bij vrouwen dan bij mannen, de genderkloof rond de leeftijd van 12 jaar verschijnt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cultuur en depressie (Hermann)

A
  • Kernkenmerken van depressie geïdentificeerd in verschillende culturen, maar er bestaan variaties in de manier waarop emoties worden uitgedrukt
    -Somatische symptomen zoals hoofdpijn komen vaker voor bij bepaalde culturele groepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onderscheiding depressie en verdriet (Hermann)

A

Verdriet onderscheidt zich van depressieve stemming, bestaande uit gevoelens van leegte en verlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Prevalentie depressie (Hermann)

A

4.7% van de wereldbevolking ervaart een depressie in een periode van 12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Depressie en zelfmoord (Hermann)

A
  • Wereldwijde schattingen 2,2 miljoen extra sterfgevallen bij personen met een depressie, vooral onder ouderen met hart en vaatziekten
    -Depressie belangrijke risicofactor voor zelfmoord, met een bijna twintigvoudig risico
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Risicofactoren voor depressie (Hermann)

A

-Kinderen van ouders met depressie hebben risico van 40% op het ontwikkelen van een depressie in de vroege volwassenheid
- Genetisch risico is gekoppeld aan gemeenschappelijke genetische varianten die de ontwikkeling van de hersenen, ontstekingen, bio-energetica en neuronale signalering beïnvloeden
- Tegenslagen in de vroege kinderjaren, onaangepaste persoonlijkheidskenmerken, leefgewoonten en sociale determinanten dragen bij aan een verhoogde kwetsbaarheid voor depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschermende factoren voor depressie (Hermann)

A

Veilige gehechtheid, cognitieve vaardigheden, zelfregulatie en postieve steun van leeftijdsgenoten/gemeenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Neurale paden van depressie (Hermann)

A

-Genetische varianten geassocieerd met depressie concentreren zich in hersengebieden zoals de prefrontale cortex en het voorste cingulaat
- Depressie is een aandoening van het neurale systeem waarbij meerdere interactieve hersengebieden betrokken zijn (beeldvormingsstudies)
- Afwijkingen in verschillende limbische en subcorticale structuren, wat bijdraagt aan de klinische heterogeniteit bij depressie (Neuroimaging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stigmatisering van depressie (Hermann)

A

Stigma omvat het beschuldigen van individuen voor hun ziekte, twijfelen aan hun vermogen om familiale en beroepsrollen te vervullen en angst om depressie op de werkplek bekend te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Depressie geletterdheid (depressionliteracy)

A

Kennis over strategieën voor een goede geestelijke gezondheid en het begrijpen van depressie en de behandelingen ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn preventiestrategieën? (Herman)

A

Gecategoriseerd als universele, selectieve en geïndiceerde interventies in verschillende levensfasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Staging modellen (Hermann)

A
  • Bieden een pragmatische gids voor het beheersen van de variabiliteit in depressie
  • Categoriseren individuen langs een continuüm van risico’s op ziekteprogressie en -uitbreiding, wat helpt bij het plannen van interventies
  • Deze modellen erkennen de transdiagnostische aard van psychopathologie, ervan uitgaande dat ziekten beginnen met verontrustende symptomen en opkomende functionele beperkingen onder klinisch significante drempels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gefaseerde benaderingen van interventie (Herman)

A

Gefaseerde benaderingen van interventie omvatten preventieve maatregelen (stadium 0), vroege interventies tijdens de eerste episode (fase 2) en complexere behandelingen voor non-responders of recidiverende depressie (stadia 3 en 4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom is vroegtijdige interventie belangrijk?

A

-Belangrijk verwijzend naar een hoger risico op zelfmoord tijdens deze fase
- herstel van hersestructuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tweede- en derdelijnsbehandelingen (Herman)

A

Neuromodulatietherapieën, combinatiebehandelingen en nieuwe interventies gericht op verschillende biologische systemen

19
Q

Therapieën tegen terugval en herhaling

A

-Voortgezette farmacotherapie vermindert het risico aanzienlijk
- Psychotherapie, op mindfulness gebaseerde interventies en combi van psychotherapie en medicatie blijken ook effectief

20
Q

Persoonsgerichte zorg (Hermann)

A
  • Nadruk op resultaten die belangrijk zijn voor individuen, vaak verwaarloosd door de huidige beoordelingsschalen voor depressie
  • Domeinen zoals mentale pijn en algemeen functioneren, cruciaal voor mensen met een depressie, worden vaak over het hoofd gezien
21
Q

Precisie geneeskunde

A
  • Probeert individuen te matchen met behandelingen op basis van genetische, biologische, psychosociale en omgevingskenmerken
22
Q

Wat zijn veelbelovende aanpakken bij kinderen en adolescenten?

A
  • Collaboratieve zorg, met multidemensionale maatregelen en actieve betrokkenheid, blijkt effectief, met psychologische therapieën en gemeenschapsbenaderingen die die veelbelovend zijn
23
Q

Depressie in oudere volwassenen (Hermann)

A
  • Depressieve stoornis bij oudere volwassenen wordt gekenmerkt door gelijktijdig voorkomen met medische stoornissen, cognitieve stoornissen, sociale determinanten en zelfmoordrisico.
  • Collaboratieve zorg binnen de eerstelijnszorg, waarbij multidisciplinaire teams, familiebetrokkenheid en evidence-informed behandelingen betrokken zijn, heeft de voorkeur vanwege toegankelijkheid en betaalbaarheid
24
Q

Wat zijn kenmerken van een depressieve stoornis (WHO)

A

Depressieve stoornissen worden gedefinieerd door symptomen zoals verdriet, verlies van interesse, schuldgevoelens, verstoorde slaap, vermoeidheid en slechte concentratie

25
Q

Prevalentie van depressieve stoornis (WHO)

A

Wereldwijd geschatte prevalentie: 4.4% (2015). Vrouwen (5.1%) en mannen (3.6%).
Leeftijd: Piek in oudere volwassenheid

26
Q

Kenmerken van angststoornissen (WHO)

A

Angststoornissen gaan gepaard met gevoelens van angst, met symptomen variërend van mild tot ernstig

27
Q

Prevalentie angststoornissen (WHO)

A

Wereldwijd 3.6%, met vrouwen (4.6%) en mannen (2.6%).
Leeftijdsvariatie: verschillen niet substantieel tussen leeftijdsgroepen

28
Q

Wat verstaan we onder depressieve stoornissen (WHO)

A

Depressieve stoornis en dysthymie

29
Q

Wat verstaan we onder angststoornissen? (WHO)

A

Gegeneraliseerde angststoornis, paniekstoornis, fobieën, sociale angststoornis, Obsessief-compulsieve stoornis en posttraumatische stressstoornis

30
Q

Melancholische depressie (Maj)

A
  • Kenmerken onder meer: verlies van plezier, gebrek aan reactiviteit en aanvullende criteria
31
Q

Psychotische depressie (Maj)

A
  • Aanwezigheid van wanen of hallucinaties tijdens depressieve episodes
  • Geassocieerd met verhoogde suicidaliteit, fysieke gezondheidsrisico’s en slechtere resultaten
  • Combi met antidepressiva en antipsychotica wordt aanbevolen
32
Q

Seizoensgebonden depressie (Maj)

A
  • Levenslang patroon van depressieve episodes, meestal met het begin van de herfst/winter
  • Heldere lichttherapie is effectief
33
Q

Neurocognitie en depressie (Maj)

A
  • Cognitieve stoornissen kunnen voorafgaan aan de formele diagnose van depressie en aanhouden tijdens asymptomatische toestanden, waardoor het psychosociaal functioneren wordt beïnvloedt
  • Tekorten omvatten executieve functies, aaandacht, leren en verwerkingssnelheid, met bewijs van progressie, vooral in leren/geheugen
34
Q

Beoordelingsinstrument voor cognitie

A

THINC-geïntegreerde tool is een praktisch instrument waarbij executieve functies, verwerkingssnelheid, aandacht, leren/geheugen en zelfgerapporteerde cognitieve functies worden beoordeeld

35
Q

Klinische stadiëring (Maj)

A
  • Volgt de positie van een persoon langs het depressiecontinuüm
  • Het omvat de prodromale fase, de eerste depressieve episode, de residuele fase, de terugkerende depressie en de chronische depressieve episode
  • Staging begeleidt de selectie van de behandeling op basis van de ontwikkelingsfase van de aandoening
36
Q

Persoonlijkheid en depressie

A

Neuroticisme is een voorloper van depressieve episodes
- Behandling zou zich kunnen richten op onaangepaste persoonlijkheidskenmerken

37
Q

Lichamelijke problemen en depressie

A
  • 1/3 van de mensen met een depressie heeft het metabool syndroom
  • Depressie wordt geïdentificeerd als een risicofactor voor hart- en vaatziekten, met een 1,6-2,5 keer hoger risico op coronaire hartziekten
38
Q

Soorten omgevingsstressoren die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van depressie (Maj)

A
  • Belangrijke levensgebeurtenissen (lichamelijke ziekte, natuurrampen, partnergeweld)
  • Chronische stressoren (geweld in de gemeenschap, baanonzekerheid, rassendiscriminatie)
  • Dagelijkse beslommeringen
39
Q

Welke groepen zijn kwetsbaarder voor deze stressoren?

A

Mensen in de langdurige zorg, zorgverleners, postpartumvrouwen, personen met huisvestigingsproblemen, immigranten, vluchtelingen, LGBTQ+ personen en gestigmatiseerde groepen

40
Q

Wat is de invloed van deze omgevingsstressoren op de behandeling?

A
  • Beïnvloeden de planning van behandeling door therapeutisch werk te informeren
  • Traumagerichte behandeling kan worden overwogen
40
Q

Disfunctionele cognitieve schema’s en depressie

A
  • Depressieve patiënten vertonen disfunctionele cognitieve schema’s met thema’s als verlies, mislukking, waardeloosheid en afwijzing
  • Cognitieve herstructuering in psychotherapie heeft tot doel deze schema’s te veranderen
41
Q

Planning van behandeling en cognitieve schema’s

A

Beoordeling van disfunctionele schema’s helpt bij het plannen van behandling, vooral na remissie

42
Q
A