Week 2: Depressie deel 2 Flashcards
Welke onderwerpen dragen sterker bij aan het pad naar MDD in vrouwen? (Kendler et al)
Lage ouderlijke warmte, ouderlijk verlies, neuroticisme, leven trauma’s, scheiding, sociale steun en echterlijke tevredenheid
Welke onderwerpen dragen sterker bij aan het pad naar MDD in mannen? (Kendler et al)
Laag zelfvertrouwen, drugsgebruik stoornis, geschiedenis van MDD en distale en afhankelijke proximale stressvolle levensgebeurtenissen
Welke risicovariabelen hebben de sterkste impact op vrouwen? (Kendler)
Persoonlijkheid en interpersoonlijke relaties, erfelijkheid is hoger in vrouwen
Welke risicovariabelen hebben de sterkste impact op mannen? (Kendler)
Externaliserende psychopathologie, depressieve geschiedenis en een grotere gevoeligheid voor specifieke stressoren. Mannen zijn meer emotioneel betrokken in werk- en financieel succes
Limitaties artikel Kendler et al
- Validiteit van de causale relaties varieert in dit model
- Aantal risicofactoren beïnvloed door recall bias
- Steekproef erg heterogeen
Wat zijn de resultaten van het artikel van Martin
Hypothese 1,2 en 3 worden aangenomen. Er is een sterke correlatie tussen MDE en MSS & GIDS. Er was ook een significant verschil, mannen vertonen andere soorten gedragingen, gemeten bij de MSS, dan vrouwen. Als laatste: de prevalentie van depressies bij mannen, zoals gemeten bij de gids, zal resulteren in geen geslachtsverschillen.
Welke 2 geslacht- gerelateerde, verloop-moderende factoren zijn er (Kueher et al)
- Zelfmoordpreventie is hoger bij mannen dan bij vrouwen
- Het sterfteoverschot bij depressieve personen vergeleken met de algemene bevolking is duidelijk hoger bij depressieve mannen dan bij vrouwen
Wat is de eindconclusie van het artikel van Martin?
Alleen vertrouwen op de traditionele symptomen voor mannen kan leiden tot een onderdiagnose van depressie in mannen.
Limitaties artikel Martin
- Secundaire gegevensanalyse, dus niet alle literatuur vermelde constructen zijn opgenomen, zoals overwerken, hun seksuele gedrag veranderen etc.
- Een paar van de wel opgenomen constructen waren imperfect voor dit onderzoek, zoals kansen aangaan en roekeloos gedrag kwamen niet voor in de context van emotionele condities
Wat is de artefacthypothese?
Artefacthypothesen stellen dat depressie even veel voorkomt in beide geslachten, maar lager behandelingsgebruik en lagere depressie-erkenning in mannen, of geslacht-specifieke depressieve symptomen, resulteren in een tijdelijk verhoogde prevalentie van depressie bij vrouwen. (bewijs hiervoor is limited)
Wat is het verschil in symptoomprofiel bij mannen en vrouwen?
Vrouwen: verhoogde appetijt en hypersomnia, ook sneller somatische symptomen (lage energie, vermoeidheid en pijn). Vrouwen laten meer comorbiditeit zien met internaliserende stoornissen en mannen meer met externaliserende stoornissen
Wat is Peripartum periode?
Traumatische ervaringen tijdens zwangerschap en bevallen en voorgaande trauma’s kunnen resulteren in PTSS
Verschillen in genetisch risico (biologische factoren, individuele verschillen)
Erfelijkheid van MDD is 30%-40%, sterker voor vrouwen (gemixt bewijs)
Gen-omgeving interacties (biologische factoren, individuele verschillen)
Vrouwen hebben een kort allelvariant van de 5-HTTLPR –> gevoeliger voor depressie door omgevingsstress
Hormonen (biologische factoren, individuele verschillen)
Hormonale fluctuaties tijdens puberale transitie en andere hormoon-gerelateerde transitieperioden zijn gelinkt aan het verhoogde depressierisico voor vrouwen
Fysiologische stressrespons (biologische factoren, individuele verschillen)
Mannen: meer HPA-axis activatie, hogere diastolische bloeddruk, meer negatieve en agressieve responses, meer geconditioneerde angstreacties. Grotere responses op prestatie-uitdagingen
Vrouwen: stressrespons hangt af van cyclusfase, anticonceptiegebruik, zwangerschap en menopauze-status
Neuroticisme en negatieve affect (psychologische factoren, individuele verschillen)
In adolescentie stijgt het verschil (harder voor vrouwen). Negatieve affect verhoogt anhedonische symptomen
Afwezigheid van positieve affect (psychologische factoren, individuele verschillen)
Sub-facet van extraversie en geassocieerd met een verhoogd depressierisico
Interpersoonlijke oriëntatie (psychologische factoren, individuele verschillen)
bv: empathie en pro-socialiteit, agreeableness en warmte. Empathie draagt bij aan internaliserende problemen in adolescentie bij vrouwen
Ruminatie en co-ruminatie (psychologische factoren, individuele verschillen)
Meisjes ontwikkelen meer internaliserende symptomen, dit draagt bij aan de stressgeneratie. Effecten ruminatie op internaliserende symptomen gelijk bij de geslachten, vooral schadelijk voor adolescente meisjes
Wat is ruminatie
De neiging om te blijven piekeren over iemand zijn distress, problemen en zorgen zonder actie te ondernemen
Wat is co-ruminatie
De neiging om problemen in dyadische relaties overmatig te bespreken
Lichaamsschaamte en ontevredenheid (psychologische factoren, individuele verschillen)
Verschillen hierin gaan vooraf aan depressie en mediëren de associatie tussen geslacht en verhogen depressie in adolescenten
Werk (omgevingsfactoren, microniveau)
Betaald werk geassocieerd met minder depressieve en anxiety stoornissen bij beide geslachten, bij vrouwen alleen bij diegene zonder kinderen
Blootstelling aan stress (omgevingsfactoren, microniveau)
Adolescente meisjes hebben meer interpersoonlijke stressoren en zijn hier gevoeliger voor dan jongens. Depressie geassocieerd met daaropvolgend afhankelijke stress komt meer voor bij meisjes
Waar zijn de stressoren meer in waargenomen bij de twee geslachten (omgevingsfactoren, microniveau)
Vrouwen: waargenomen mislukking in interpersoonlijke relaties (geen sociale steun)
Mannen: huidige werk, financiële en legale problemen
Seksueel misbruik in kindertijd (omgevingsfactoren, microniveau)
De prevalentie van de meeste soorten early adversity zijn gelijk bij de geslachten, bij vrouwen zijn vaak slachtoffer van CSA
Interpersoonlijk geweld na kindertijd (omgevingsfactoren, microniveau)
Vrouwen hebben meer risico op slachtoffer zijn van meerdere gedwongen, seksuele en ernstige fysieke partnergeweld dan mannen.
Vrouwelijke slachtoffer hebben 2x zoveel kans op depressie dan normale vrouwen.
Maatschappeliljke structurele geslachtsongelijkheden (omgevingsfactoren, macroniveau)
Vrouwen met lagere geslachtsgelijkheid hadden meer depressieve symptomen dan in staten met hogere geslachtsgelijkheid.
Beperkt bewijs voor specifieke geslachtsrisicofactoren voor depressie
Kenmerken van Bipolaire stoornis 1
- depressieve episoden worden afgewisseld met manische episoden
- Manische episode = aanwezigheid van verhoogde activiteit of subjectieve ervaring van verhoogde energie, euforie en prikkelbaarheid
Kenmerken van bipolaire stoornis 2
- een huidig of voorbij depressieve episode is gekoppeld aan een hypomane episode
-Hypomane episode = verzwakte vorm van een manische episode in afwezigheid van significante functionele beperkingen
Hoe kan suïcide gezien worden?
Als een coninuüm dat gaat van suïcidale ideatie en communicatie naar gedrag (doding)
Wat zijn kernsymptomen in depressieve stoornissen
Een sombere stemming en verlies van interesse en plezier
Correlatie suïcide en familiestudies
Eerstegraagd familieleden van suïcide slachtoffers hebben een 5-voudige risico op suïcide
Correlatie suïcide en persoonlijkheid
Impulsiviteit, agressiviteit, vijandigheid, neuroticisme en introversie correleren met suïcidaal gedrag
Correlatie genetische aanleg, vroege negatieve levensgebeurtenissen en suïcide
Het lijkt mogelijk dat genetische aanleg in combinatie met vroege negatieve levensgebeurtenissen en stressoren in de familie zou kunnen leiden tot vroege psychopathologie en later in de levensloop tot suïcidaal gedrag
Wat is de vaakst voorkomende symptoom voor depressie die suïcide voorspelt
Hopelessness
Wat is het risico op suïcide voor MDD
Lager dan 15%
Welke clinische relevante en belangrijke risicofactoren zijn er van suicidaal gedrag volgens Hawton?
Familiegeschiedenis van zelfdoding, geschiedenis van misbruik, vroege leeftijd voor bipolaire stoornis, mate van depressieve symptomen en hopelessness, stijging van ernst van affectieve episodes, aanwezigheid van gemixte affectieve staten, snelle cyclus, overlappende mentale stoornissen zoals angststoornis en gebruik van alcohol en drugs