Theorieën van depressie (week 1) Flashcards
Hopelessness theory (Abrahamson)
- Hopelessness is een proximaal voldoende oorzaak van depressieve symptomen
- Symptomen: verdriet, vertraagde initiatie van vrijwillige responses, suïcidaliteit, lage energie, apathie, psychomotorische retardatie, slaapverstoring, slechte concentratie en stemmings-verergende negatieve cognitie
Hopelessness
De verwachting dat erg gewilde uitkomsten niet voorkomen of dat erg aversieve uitkomsten wel voorkomen en dat iemand die situatie niet kan veranderen
Wanneer komt hopeloosheid voor? (werking van theorie)
Er zijn 3 soorten inferenties die mensen maken als ze negatieve gebeurtenissen meemaken: causale attributies, afgeleide consequenties en afgeleide karateristieken over de zelf.
Hopeloosheid, en dus depressieve symptomen, komen dus voor als:
1. De gebeurtenissen toegeschreven worden aan stabiele en globale oorzaken en als belangrijk worden gezien
bv: Kim heeft een onvoldoende voor een toets, dit schrijft ze toe aan haar lage intelligentie
2. Er gedacht wordt dat de tot andere negatieve gevolgen zullen leiden
bv: Ze kan nu niet meer toegelaten worden op geneeskunde
3. Er gedacht wordt dat de persoon onwaardig of gebrekkig is
bv: Ze heeft onvoldoende dus ze is waardeloos
Depressogenic inferential style
- De situatie wordt toegeschreven aan stabiele, globale oorzaken
- Gedacht wordt dat het meer negatieve gevolgen heeft
- Gedacht wordt dat de persoon zelf onwaardig of gebrekkig is
Cognitive theory (Beck)
Depressogenic self-schemata zorgen voor een negatieve cognitieve triad en dat kan weer zorgen voor depressie.
Als de depressogenic self-schemata geactiveerd wordt door negatieve levensgebeurtenissen (stress), generen ze specifieke negatieve cognities (automatische gedachten) die de vorm aannemen van de negative cognitive triad
Negative cognitive triad
Overmatig pessimistische perspectieven over de zelf, de wereld en de toekomst
Positieve blokkade
Er wordt een minder positieve emotie waargenomen tijdens een plezierige gebeurtenis
Sociotropy
Mensen die waarde hechten aan sociale relaties, intimiteit en acceptatie van anderen
Overeenkomsten van de Hopelessness en Beck’s theorie
- Rol van cognitie
- Cognitieve gevoeligheidshypothese
- Volgorde van negatieve inferenties
- Depressie is heterogeen en heeft subtypen, expliciet (hopelessness) impliciet (Beck)
Cognitieve gevoeligheidshypothese
Negatieve cognitieve patronen verhoogt iemands gevoeligheid voor depressie als ze negatieve levensgebeurtenissen ervaren
Cognitieve processen
Operaties van het cognitieve systeem zoals informationele encoding, retrieval en aandacht toewijzing
Cognitieve producten
Het eindresultaat van de operaties van het cognitieve informatieverwerkingssysteem en bevatten cognities en gedachten die het individu ervaart (inferenties van de hopelessness theory)
Verschillen tussen de twee theorieën
- Hopelessness theory stelt dat depressieve en niet-depressieve cognitie verschilt in inhoud, Becks theorie stelt dat er verschil zit in proces en inhoud
- Becks theorie stelt dat inferentieproces bij depressieven schema-gedreven is en bij niet-depressieven data-gedreven
- Becks theorie stelt dus dat de depressieve cognitie is verstoord, hopelessness niet
Remitted depression paradigm
De cognitieve patronen van depressieve mensen worden onderzocht tijdens de depressie en later als de depressie is verminderd. Als negatieve cognitieve patronen zorgen voor gevoeligheid voor depressie, is het een soort eigenschap (trait) en blijven ze ook bestaan na het einde van de episode
Behavioral high-risk design
(BETER), Er worden mensen onderzocht die de stoornis niet hebben, maar die wel een hoog of laag risico ervoor hebben. Mensen worden geselecteerd op basis van veronderstelde psychologische, i.p.v. genetische, gevoeligheid.
Er wordt gekeken naar de kans op depressie in het verleden (retrospectief) en in de toekomst (prospectief), prospectief is beter want de gevoeligheid in het verleden kan een litteken zijn van een voorgaande depressieve episode