werkwoorden Flashcards
werkwoorden
1
Q
drinken
A
trinken
2
Q
eten
A
essen
3
Q
kijken
A
gucken
4
Q
doen
A
tun
5
Q
uitleggen
A
erklären
6
Q
kiezen
A
wáhlen
7
Q
nodig hebben
A
brauchen
8
Q
zoeken
A
suchen
9
Q
voorbereiden
A
vorbereiten
10
Q
overnachten
A
übernachten
11
Q
krijgen
A
bekommen