lievelingsvak Flashcards
lievelingsvak
1
Q
het vak / de vakken
A
das fach / die fächer
2
Q
makkelijk
A
einfach
3
Q
de leerling (man)
A
der schüler
4
Q
de leerling (vrouw)
A
die schülerin
5
Q
de leerlingen (meervoud)
A
die schüler
6
Q
het lesuur
A
die schulstunde
7
Q
bovendien
A
außerdem
8
Q
zeker, vast
A
bestimmt
9
Q
klaar zijn
A
fertig sein
10
Q
achter elkaar
A
hintereinander
11
Q
moeilijk
A
schwer
12
Q
de les
A
der unterricht
13
Q
het plezier
A
der spaß
14
Q
ik vind het leuk
A
es macht mir spaß