week 9 Flashcards

1
Q

In het geval van maligne pleuravocht, welke bevindingen verwacht je bij lichamelijk onderzoek?
gedempte percussie
inspiratoire crepitaties
verminderd ademgeruis

A

gedempte percussie & verminderd ademgeruis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke definitie is juist voor het vaststellen van een transsudaat?

A

Ratio pleuravochtwaarde LD < 0.6 EN eiwit < 0.5 t.o.v. serumwaarde EN LD pleuravochtwaarde < 2/3 bovengrens van serumwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel ml pleuravocht is fysiologisch aanwezig bij een gezond persoon?
minder dan 25ml
25-50ml
50-100ml
100-250ml

A

minder dan 25ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vanaf hoeveel ml pleuravocht wordt dit duidelijk zichtbaar op een anteroposterieur gemaakte rontgenopname van de borstkas?
25ml
50ml
100ml
250ml
500ml

A

500ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe prikt men veilig t.o.v. de rib om bloedvaten en zenuwen te sparen?
vlak boven de rib
vlak onder de rib
precies tussen 2 ribben in

A

vlak boven de rib

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

naast nicotine, welke andere schadelijke stoffen bevat een sigaret?

A

Naast nicotine bevatten sigaretten irriterende stoffen (die ontstekingen kunnen veroorzaken) en CO (koolstofmonoxide), dat cardiovasculaire schade kan veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het relatieve risico (RR) voor actieve en passieve rokers?

A

Voor actieve rokers is RR > 20 (2000%), voor passieve rokers is RR 1,2 (120%).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de slaagpercentages voor stoppen met roken?

A

Cold turkey: 7.3% (10 maanden)
Advies van dokter: 10.2% (12 maanden)
Nicotinevervangende middelen: 7-14% (12 maanden)
Medicatie met counseling: 33% (12 maanden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

symptomen van longkanker

A

klachten ontstaan vaak pas laat omdat
longweefsel heeft geen zenuwen en geeft daarom geen pijn
longtumoren zijn niet palpabel
er is een grote reservecapaciteit door de tweede long
klachten worden vaak aan een andere diagnose gekoppeld (bv moeheid, hoesten)
longtumoren metastaseren erg snel
lokale klachten van tumorgroei
(centrale) luchtwegen: hoesten, sputum, infectie, hemoptoe, dyspnoe
pleuravocht: dyspnoe, hoest en pijn
pleura/thoraxwand ingroei: pijn
ingroei nervus recurrens: heesheid zonder verkoudheid doordat linker stemband stil komt te staan
oesophagus compressie: passagestoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vena cava superior syndroom

A

compressie door tumor/lymfeklieren
thrombose
invasie/ infiltratie van vaatwand
tumorthrombi
combinatie
maligne oorzaken
longcarcinomen
lymfomen (NHL)
mediastinale tumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

horner syndroom

A

sulcus superior tumor = tumor in het hoogste gedeelte van de long
ingroei sympatische grensstreng/ganglion
schouderpijn
miosis
ptosis
anhidrosis
enoftalmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pancoast syndroom

A

door superior sulcus tumor van long
als gevolg van ingroei in plexus brachialis
pijn in schouder uitstralend naar (boven)arm
syndroom van Horner
zwakte en atrofie van handmusculatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat doen bij verdenking longcarcinoom?

A

weefsel diagnostiek
niet-kleincellig vs kleincellig vs andere diagnose
stadiering
beginnen met pathologisch bewijs hoogste stadiering
preoperatief onderzoek
karnofsky score

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

anamnese longcarcinoom

A

moeheid
klachten door tumor
vraag naar voorkomende metastasen
neurologische klachten, botpijn
er zijn nauwelijks b symptomen, dat past meer bij lymfomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

lichamelijk onderzoek longcarcinoom

A

gewichtsverlies
lymfadenopathie
heesheid
vena cava superior syndroom
hepatomegalie
weke delen zwelling
kloppijn van de wervelkolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

aanvullend onderzoek longcarcinoom

A

laboratorium onderzoek
alleen voor metastasen: leverfunctieafwijkingen en hypercalciemie
X-thorax
nodule
massa
atelectase
pleuravocht
infiltraat
lymfeklieren
CT scan
contrast kan goed worden gezien
meestal wordt bovenbuik ook meegescand om uitzaaiingen mee te nemen
PET scan
bij 10% wordt onverwacht een metastase gevonden
thoracale weefseldiagnostiek
sputum cytologie
bronchusaspiraat
bronchiale brushing
transbronchiale punctie
bronchiaal biopt
transthoracale punctie
transoesofageale punctie
VATS
thracotomie
bronchoscopie
kijkonderzoek in luchtwegen
met videochip
onder lokale verdoving
via neus of mond
nuchter zijn, behalve bij medicatie
in Nederland door longarts
endoscopic ultrasound system (EUS)
bij een EUS wordt via de slokdarm onder echoscopie een punctie genomen. Bij EBUS, endobronchial ultrasound, wordt via de trachea een punctie genomen
EUS
linkszijdige deel bovenste deel mediastinum
subcarinale klier
onderste deel mediastinum bdz
linker bijnier (en rechts)
EBUS
bovenste deel mediastinum bdz
subcarinale klier
hilaire klieren
transthoracale punctie
perifere tumoren
cytologie en histologie
gevoelige techniek in ervaren handen
pneumothorax (7-35%), zelden drainage nodig
contra-indicaties
respiratoire insufficientie
monolong
pulmonale hypertensie
stollingsstoornissen

17
Q

behandeling NSCLC

A

stadium I → lokaal
→ operatie
stadium II → lokaal
→ operatie evt met (neo)adjuvante chemo-immunotherapie therapie of doelgerichte therapie
stadium III → lokaal gevorderd
→ operatie evt met (neo)adjuvante chemo-immunotherapie therapie of doelgerichte therapie of chemo-radiotherapie + immunotherapie
stadium IV → uitgezaaid
→ chemotherapie en of immunotherapie of doelgerichte behandeling

18
Q

behandeling NSCLC carcinomen vragen

A

is de ziekte curabel? stadiering
is de patient operabel? functieonderzoek
longfunctieonderzoek
spirometrie, diffusiecapaciteit
inspanningstest
cardiologisch onderzoek
voedingstoestand
performance status
is de tumor resectabel? beeldvorming/OK
principes van een oncologische longresectie
anatomische resectie (kwab of long)
het doel van chirurgie is om vrije sneevlakken (R0) te creeren. Irradicale resectie is niet zinvol!
lymfklierdissectie (N1 en N2 stations)

19
Q

postoperatieve zorg longcarcinomen

A

begint preoperatief
uitgebreide voorlichting
preassessment anaaesthesioloog
voeding
spirometrie instructie
stoppen met roken
chest physiotherapy
al preoperatief beginnen
vermindert het aantal pulmonale complicaties significant, met name hoog-risico-patienten
opgeven van sputum
mobiliseren 3-4x daags
redistributie met vermindering van de V/C mismatch
rehabilitation
thromboseprofylaxe
voorkomen van aspiratie

20
Q

anti-tumor immune response

A

het kan zijn dat antigenen niet herkend worden, de inductie van tolerantie kan optreden of de immuuncellen kunnen worden tegengehouden door een mechanisme van auto-immuniteit. Een T-cel heeft een negatieve feedback cirkel, dit is gunstig om auto-immuunziekten te voorkomen. Dit wordt gedaan door de T-cel receptor te binden met een antistof tegen PD-1 of PD-L1. Dit blokkeert het mechanisme waarbij de T-cel de tumorcel gaat opruimen. Met medicatie kan je inwerken op dit mechanisme. Hierbij bindt je een antigeen aan de PD-1 of PD-L1, de tumorcel kan hierdoor niet binden aan de T-cel en die herkent de tumorcel dus als vreemd.
werkt goed, maar niet bij tumorcellen met veel mutaties

21
Q

mutaties in EGFR voorspelt response op EGFR-TKI’s

A

in 10% van de patienten komt een mutatie in EGFR voor, waarbij de groeisignaalreceptor continu aan staat. Het is doelgerichte therapie voor deze groep patienten. Het is niet genezend maar wel levensverlengend.
je hebt ook speciale medicatie tegen andere mutaties in longkankercellen die ook de levensverwachting doen toenemen
mutaties meestal onafhankelijk van roken, behalve K-RAS mutatie

22
Q

behandeling kleincellig longcarcinoom

A

in principe zoals bij niet-kleincellig
stI, II operatie gevolgd door chemotherapie
stIII, chemoradiotherapie
stIV chemotherapie
laatste jaren geen nieuwe behandelingen beschikbaar, maar beperkt effect immunotherapie
meestal al uitgezaaid bij diagnose

23
Q

plaveiselcelcarcinoom long

A

40-45% van niet-kleincellige carcinomen (NSCLC)
centraal - relatie met grotere bronchustakken
meestal groot (>4cm)
centraal verval (cavitatie) (>80%)
vaker bij mannen
zeer sterke relatie met roken
vaak necrotisch
verhoorning
desmosomen
geen buisvorming
geen slijm

24
Q

adenocarcinoom long

A

40% van NSCLC
perifeer
meer vrouwen dan mannen
jongere leeftijd
driver mutaties (bijv in EGFR (10-30%) of KRAS (30%))
buizen
(intracytoplasmatisch) slijm
geen desmosomen
geen verhoorning
IHC: TTF-1 meestal 70%

25
Q

grootcellig longcarcinoom

A

10% van NSCLC
overal in long
roken ++++
vaak enige plaveiselcellige of adeno-differentiatie detecteerbaar
middelgrote-grote cellen
vergrofd chromatine
nucleoli duidelijk zichtbaar
scherpe celgrenzen
geen buisvorming of slijmvorming
geen verhoorning of desmosomen
subtype: grootcellig neuroendocrien carcinoom

26
Q

kleincellig longcarcinoom

A

15-20% van primaire bronchuscarcinomen
centraal in long
roken +++
neuroendocrien carcinoom
zeer agressief
meestal uitgezaaid op moment van diagnose
gaat frequent gepaard met een paraneoplastisch syndroom
kleine-middelgrote cellen - monomorf
denk aan een lymfocyt
(zeer) hoge kern-cytoplasma ratio
kern moulding
egaal vergrofd chromatine
geen of onopvallende nucleoli
geen buisvorming
geen slijmvorming
geen verhoorning
geen desmosomen