week 9 Flashcards

1
Q

Wat zijn essentiële aminozuren?

A

aminozuren die we niet of onvoldoende zelf kunnen maken (bv leucine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is de biologische waarde van een eiwit hoog?

A

Biologische waarde van eiwit is hoog als het een voedingseiwit is waarin alle essentiële aminozuren aanwezig zijn in de onderlinge verhouding nodig is voor de mens (ei, melk, vlees)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke vetzuren kunnen we niet zelf maken?

A

N-3 en n-6 kunnen we niet zelf maken en moeten we via de voeding binnenkrijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk type vetzuur is het meest schadelijk?

A

Trans-vetzuur is het meest schadelijk.
–> onverzadigd maar niet echt –> gedraagt zich als verzadigd vetzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de kenmerken van voedingsvezel?

A
  • Plantenmateriaal dat niet kan worden verteerd in de darm door humane enzymen
    • Vooral aanwezig in celwanden van zaden, wortels, bladgroente en fruit
    • Fermenteerbare en niet-fermenteerbare vezels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de functies van voedingsvezels?

A
  • Vetraagd vertering voedsel –> verlengt verzadigingsgevoel (fermenteerbaar en niet-fermenteerbaar)
    • Binding water en wateropgeloste voedingsstoffen –> verlaagt glycemische index (fermenteerbaar)
    • Binding galzure zouten –> verlaagt LDL cholesterol (fermenteerbaar)
    • Activering darmperistaltiek –> bevordert stoelgang (niet-fermenteerbaar)
    • Buffering darm pH en bevordering darmflora –> verlaagt risico colorectaal kanker (fermenteerbaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de gebruikelijke indeling van vitamines?

A
  • Vetoplosbaar: A, D, E en K
    • Wateroplosbaar: B1, B2, B3, B5, B6, biotine, foliumzuur, B12 en C
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar zijn vitamine B’s essentieel voor?

A

Viramine B’s als bouwsteen voor co-enzymen essentieel in intermediare stofwisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kenmerken van vitamines?

A

Vitamines: niet te weinig en niet te veel
* Vitamine deficiënties kunnen ontstaan bij malabsorpties, interferentie met farmaca/alcohol; bij ouderen
* Specifieke behoefte bij bepaalde doelgroepen (pasgeborenen, zwangeren)
* Lichaamsvoorraden verschillen sterk (bv B12 en A pas uitgeput na jaren, folaat en thiamine al binnen een maand)
* Overmatige ‘intake’ kan ook ziekte veroorzaken (bv vit A intoxicatie)
* Sommige vitamines blijken ook therapeutische toepassing te hebben (bv B3 bij tegengaan van progressie atherosclerose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de symptomen van vitamine B deficiëntie?

A
  • Dermatitis
    • Glossitis (tongontsteking)
    • Cheilitis (ontstekingen aan de mondhoeken)
    • Vermoeidheid
    • Diarree
    • Perifere neuropathie
    • Depressiviteit
    • Verminderde spier coordinatie
    • Verwardheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de kenmerken van Beriberi?

A

Vitamine B1 deficiëntie

Beriberi –> eenzijdige (witte)rijstvoeding
* Spierzwakte
* Ataxie
* Perifere neuropathie
* Oogspierverlamming
* Nystagmus
* Geheugenproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de kenmerken van Wernicke-Korsakoff?

A

Vitamine B1 deficiëntie

Wernicke-Korsakoff –> alcoholisme
* Oogspierverlamming
* Disoriëntatie
* Extreem geheugenproblemen
* Coma/dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn 2 typische klinische syndromen van chronische thiamine deficiëntie die kunnen ontstaan die elkaar overlopen?

A
  • Zgn natte beriberi
    → Vergoot hart
    → Tachycardie
    → Decompensatio cordis
    → Oedeem
    → Ascites
    → Lactaatacidose
    · Zgn droge beriberi
    → Polyneuritis
    → Motorische en sensorische dysfunctie van de extremiteiten
    → Verlies van oogcoördinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke metabole ‘pathways’ zijn afhankelijk van TPP+?

A

· Pyruvaatdehydrogenase –> aerobe glycolyse
· Alfa-ketoglutaraatdehydrogenase –> citroenzuurcyclus
· Vertakt alfa-ketozuurdehydrogenase –> aminozuurafbraak
· Transketolase –> pentose-fosfaat shunt
· Acetylcholine synthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke metabole reacties/paden zijn afhankelijk van vitamine B6?

A

· Transaminases –> gluconeogenese, ureumcyclus
· Phosphorylase –> glycogenolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken van biotine en carboxyleringsreacties?

A

· Pyruvaatcarboxylase –> gluconeogenese
· Acetyl-CoA carboxylase –> vetzuursynthese, vetzuuroxidatie
· Propionyl-CoA carboxylase –> gluconeogenese
Dus carboxyleringen zijn afhankelijk van biotine

17
Q

Hoe kan anemie ontstaan?

A

Vermoeid, verward, lortademig
· Tekort vitamine B12 of foliumzuur
· Tekort vitamine E
· Tekort ijzer

18
Q

Wat zijn de symptomen van vitamine C deficiëntie?

A

–> scheurbuik
· Huidbloedingen (benen)
· Neusbloeding
· Gezwollen, pijnlijk tandvlees
· Tanduitval

–> citrusfruit en groente (rauw)

19
Q

Wat zijn de functies van vitamine C?

A

· Vorming van hydroxy-lysine en -proline in procollageen
· Synthese carnitine, noradrenaline
· Antioxidant (hydrofiel)

20
Q

Wat zijn de kenmerken van vitamine E deficiënties?

A

· Deficiënties nog weinig bij mensen aangetoond
· Neurologische problemen (verminderde coördinatie, spierzwakte)
· Hemolytische anemie
· Verhoogd risico op hart- en vaatziekten

21
Q

Wat zijn de kenmerken van vitamine E?

A

· Antioxidant (lipofiel)
· Secundair aan vetmalabsorptie
· Bladgroente, vegetarische olie

22
Q

Wat is gezonde voeding?
Afhankelijk van…

A
  • Gehele voedingspatroon en leefstijl
    • Levensfase
    • Gezondheidstoestand, ziekterisico
23
Q

Wat zijn de risicofactoren van obesitas op HVZ?

A
  • Hoge bloeddruk
    • Hoge glucose
    • Hoog cholesterol
24
Q

Wat zijn de kenmerken van integratie van het metabolisme?

A

Energie huishouding in het lichaam vereist de gecoordineerde regulatie van
* Meerdere metabole paden
→ Van glucose, aminozuren en vetzuren
→ Verbruik en productie
* En tussen de verschillende organen/cellen in het lichaam

Glucose homeostase is overheersend
* Ten alle tijde voldoende voor hersenen en ery’s
* Andere organen moeten zich qua energiebron aanpassen

25
Q

Waarom is er geen vetzuuroxidatie in de hersenen?

A

Hersenweefsel bevat wel degelijk CPT1, maar het is de verkeerde vorm en zit op de verkeerde plek. Dus kan vetzuur mitochondrium niet in en kan er geen vetzuuroxidatie zijn in de hersenen.

26
Q

Waarom/waardoor kan vetzuur niet omgezet worden in glucose?

A

Vetzuur beta oxidatie afbreken tot acetyl-CoA –> gaat citroenzuurcyclus in, maar levert niet netto bij aan meer oxaalacetaat, dus geen glycose uit maken.
Acetaat is niet glucogeen –> kan je geen glucose uit maken.
PDH is niet omkeerbaar.

27
Q

Wat zijn de kenmerken van ketogenese?

A

Ketogenese heeft regulatie door vetzuuraanbod.
* Veel NADH, FADH2
* Veel ATP
* Oxaalacetaat naar glucose
–> onderdrukking TCA cyclus –> veel acetyl-CoA –> tekort aan vrij CoA
–> Acetyl CoA hoopt zich op in mitochondriën –> ketonlichamen maken

28
Q

Waarom maak je ketonlichamen niet uit glucose?

A

Puryvaat dehydrogenase wordt sterk gereguleerd
Vorming van acetyl-CoA uit pyruvaat wordt geremd:
* Door acetyl-CoA
* Door NADH
* Door laag insuline
Dus onvoldoende acetyl-CoA om ketonlichamen te vormen

PDH wordt allosterisch geremd door NADH en acetyl-CoA en gefosforyleerd (inactief) als veel NADH, ATP en acetyl-CoA, deze activeren namelijk PDH kinase waardoor PDH (E1) wordt gefosforyleerd en geïnactiveerd
–> tijdens vasten

Well-fed state
Insuline stimuleert het PDH fosfatase. PDH (E1) wordt gedefosforyleerd en geactiveerd.

29
Q

Waar worden ketonlichamen gebruikt in ‘early fasting’?

A
  • Energiebron voor perifere weefsels
    • Niet verbruikt in hersencellen
30
Q

Waar worden ketonlichamen gebruikt in ‘late fasting’?

A
  • Hersencellen gaan ketonlichamen oxideren
    • Tot 80% van de totale ATP synthese uit deze oxidatie
    • Hierdoor is minder behoefte aan gluconeogenese
    • Dit spaart (spier)eiwit
31
Q

Waarom blijft ook na langdurig vasten glucose nodig voor de hersenen?

A
  • Glucose is nodig ter aanvulling van de citroenzuurcyclus intermediairen
    • Pyruvaat carboxylase levert extra oxaalacetaat voor de citroenzuurcyclus (maakt oxaalacetaat uit pyruvaat) –> garandeert dat czc kan blijven lopen
    • Hierdoor is er voldoende oxaalacetaat voor de vorming van citraat mbv acetyl-CoA
    • Acetyl-CoA is vereist voor activiteit van pyruvaat carboxylase
32
Q

Hoe draagt spierglycogeen toch bij aan de bloedsuikerspiegel?

A

Door de Cori cylus en door de glucose alanine cyclus
Spier glycogenolyse
* Wordt niet geactiveerd door glucagon
* Wordt wel geactiveetd bij contractie –> calcium
* Wordt wel geactiveerd door adrenaline

33
Q

Waarom leidt lactose niet tot vetvorming, en sucrose wel?

A

Sucrose vs lactose = fructose vs galactose

Galactose (dus lactose) gedraagt zich gewoon als glucose. Dus galactose wordt wel omgezet in glucose/glycogeen.

Fructose (dus sucrose) kan niet naar boven (want ook glucose is er, dus insuline dus PFK-1 geactiveerd, dus kan alleen naar beneden) –> gaat naar beneden glycolyse in –> groot deel fructose verbrand of worden vetzuren