Week 9 Flashcards

1
Q

Wat is een packyear?

A

Het roken van één pakje sigaretten per dag voor één jaar lang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is belangrijker de duur van het roken of het aantal sigaretten per dag?

A

Duur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het Relatieve Risico van een roker op longkanker?

A

> 20 keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke mutaties die leiden tot longkanker worden vaak gezien bij rokers en welke bij niet rokers?

A

Rokers: p53 en KRAS-gen
Niet-rokers: EGFR mutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de 5-jaars overleving van longkanker?

A

15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk soort longkanker hebben mannen vaker en welk soort hebben vrouwen vaker?

A

Mannen: Plaveiselcelcarcinoom
Vrouwen: Adenocarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor ontstaan klachten bij longkanker pas laat?

A
  • Geen zenuwen in de longen
  • Niet palpabel
  • Reservecapaciteit door 2e long
  • Klachten worden vaak aan andere diagnose gekoppeld
  • Snelle metastase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het Vena Cava Superior Syndroom (VCSS)?

A

Een tumor in de rechterlong groeit in of om de v. cava superior. Dit veroorzaakt stuwing, waardoor de patiënt zich presenteert met een gezwollen hals, gezwollen gelaat, gestuwde halsvenen, hoofdpijn of vaattekeningen op de huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het syndroom van Horner?

A

De sulcus superior is het hoogste gedeelte van de long. Een tumor in de longtop heeft redelijk vrij spel om door te groeien. Bij de longtop loopt de plexus brachialis via welke de sympatische en de parasympatische zenuwbanen lopen. Als de sympatische ganglion wordt aangetast, ontstaat er schouderpijn, miosis (vernauwde pupil), ptosis (afhangend ooglid), anhidrosis (niet kunnen zweten), enoftalmie (terugzakken van oogbol). Meestal is alles eenzijdig aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het Pancoast syndroom?

A

Als de sulcus superior tumor ook de zenuwen richting de arm gaat aantasten, ontstaat er pijn in de schouder uitstralend naar de arm. Het syndroom van Horner, zwakte en atrofie van de handmusculatuur wordt samen het Pancoast syndroom genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat de N-classificatie voor longkanker?

A

N1: In de hilus van dezelfde long als de tumor
N2: Tussen de longen in, maar aan dezelfde kant als de tumor
N3: Tussen de longen in, maar aan de andere kant van de tumor of in de andere hilus en/of supraclaviculair/lage halsklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit welke 4 stadia bestaan de klinische stadia om een longtumor in in te delen?

A
  • Stadium I: Lokale ziekte, in één longkwab, geen lymfekliermetastasen
  • Stadium II: Grotere tumor
  • Stadium III: Lokaal gevorderd, beperkt tot één helft van de borstkas, maar met lymfkeklieren in het mediastinum óf de tumoren zijn groter
  • Stadium IV: Uitgezaaide longtumoren, afstandsmetastasen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de behandeling voor de 4 verschillende stadia bij een niet-kleincellig longcarcinoom?

A
  • Stadium I: Operatie
  • Stadium II: Operatie in combinatie met adjuvante therapie
  • Stadium III: Een combinatie van chemotherapie en bestraling
  • Stadium IV: Chemotherapie en/of immunotherapie of gerichte behandelingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 2 vormen van operaties zijn er bij longkanker?

A
  • Lobectomie: Een lob wordt weggehaald
  • Pneumectomie: De gehele rechterlong wordt verwijdert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Van welk soort longkanker is de prognose het beste?

A

Adenocarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken van een plaveiselcelcarcinoom in de long?

A
  • 40-45% van de NSCLC
  • Centraal gelegen
  • Ontstaan vanuit bronchus
  • Groot (> 4cm)
  • Necrotisch
  • Vaker bij mannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de kenmerken van een adenocarcinoom in de long?

A
  • 40% van de NSCLC
  • Perifeer gelegen
  • Ontstaan vanuit alveolair epitheel
  • Vaker bij vrouwen
  • Vaker op jonge leeftijd
  • Driver mutaties: EGFR (10-30%) en K-RAS (30%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk van de soorten longcarcinoom gaat vaak gepaard met het paraneoplastisch syndroom?

A

Kleincellig-longcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een marker van het adenocarcinoom?

A

TTF-1

20
Q

Wat zijn kenmerken van een benigne solitaire pulmonale nodule?

A
  • Kalk
  • Glad begrensd
  • Gelokaliseerd in het onderveld
21
Q

Wat zijn kenmerken van een maligne solitaire pulmonale nodule?

A
  • Geen kalk
  • Bevatten spicualae (stekels zichtbaar op een CT)
22
Q

Wat doe je als je een solitair pulmonale nodule vindt bij iemand met een laag, intermediair en hoog risico?

A

Laag: Afwachten, follow-up na 6 maanden CT-scan

Intermediair: CT-scan en bij groei eventueel een FDG-PET scan

Hoog: Oude foto’s opvragen en vergelijken en een bronchoscopie of een punctie, als dit niks oplevert een thoracotomie (VATS) en vriescoupe onderzoek

23
Q

Voor welke soort longkanker is calretinine een marker?

A

Mesothelioom

24
Q

Wat is het verschil tussen transsudaat en exsudaat?

A

Transsudaat: Een vloeistof die vanuit het vaatstelsel van een organisme lekt naar de buitenwereld of naar een lichaamsholte veroorzaakt door een hydrostatisch of osmotisch drukverschil bij intact epitheel.

Exsudaat: Een vloeistof die vanuit het vaatstelsel van een organisme lekt naar de buitenwereld of naar een lichaamsholte via een wond of ontsteking.

25
Q

Wat zijn de light criteria voor het vaststellen van een transsudaat?

A
  • Ratio pleuravocht LD < 0,6
  • Eiwit < 0,5 ten opzichte van de serumwaarde
  • LD pleuravochtwaarde < 2/3 bovengrens van serumwaarde
26
Q

Wat is empyeem?

A

De aanwezigheid van pus en/of bacteriën in het pleuravocht.

27
Q

Welke 4 gevaarlijke dingen zitten er in een sigaret?

A
  • Nicotine: Verslavend
  • > 40 carcinogene bestanddelen
  • Irriterende stoffen: Inflammatoir -> chronische inflammatie geeft ook een verhoogd risico op kanker.
  • CO (koolstofmonoxide): Cardiovasculaire schade
28
Q

Wat zijn de lokale klachten van tumorgroei in de long?

A
  • Centrale luchtweg: Hoesten, sputum, infectie, hemoptoë, dyspnoe
  • Pleuravocht: Dyspnoe, hoest en pijn
  • Pleura/thoraxwand ingroei: Pijn
  • Ingroei nervus recurrens: Heesheid
  • Oesophagus compressie: Passageklachten
29
Q

Wat zijn de symptomen van het Vena Cava Superior Syndroom?

A
  • Gezwollen hals
  • Gezwollen gelaat
  • Gestuwde halsvenen
  • Hoofdpijn
  • Vaattekeningen op de huid
30
Q

Wat zijn de symptomen van het Horner syndroom?

A
  • Schouderpijn
  • Miosis (vernauwde pupil)
  • Ptosis (afhangend ooglid)
  • Anhidrosis (niet kunnen zweten)
  • Enoftalmie (terugzakken van de oogbol)
31
Q

Waar moet je bij lichamelijk onderzoek op letten bij verdenking op longcarcinoom?

A

 gewichtsverlies: > 10% afgelopen 3 mnd
 lymfadenopathie (supraclaviculair, oksels)
 heesheid
 Vena Cava Superior Syndroom
 hepatomegalie
 weke delen zwelling
 kloppijn wervelkolom

32
Q

Waar duidt een schuine streep op bij een X-thorax?

A

Atelectase

33
Q

Waar duidt een oplopend streepje op bij een X-thorax?

A

Pleuravocht

34
Q

Bij een verdubbelingstijd van hoeveel dagen kun je een nodule in de long een snel delende nodule noemen?

A

168 dagen

35
Q

Wat zijn risicofactoren voor een solitair pulmonale nodule die hem verdacht maken voor een maligniteit?

A
  • Kleiner dan 10 mm
  • Zonder kalk
  • Een oppervlak met spiculae
36
Q

Wat is er bij lichamelijk onderzoek vaak te vinden bij maligne pleuravocht?

A

Gedempte percussie en verminderd ademgeruis. Geen inspiratoire crepitaties, want dat is bij vocht in de alveoli.

37
Q

Welke criteria kun je gebruiken om een verschil te maken tussen transsudaat en exsudaat pleuravocht?

A

Light criteria

38
Q

Wat is de standaard behandeling bij stadium I en II longtumoren?

A

Chirurgie en als dit niet mogelijk is een hoge dosis radiotherapie. De kans op recidief is 30%-40%. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door micrometastasen. Door adjuvante chemotherapie kan hier een winst van 5%-15% behaald worden op de 5-jaars overleving. Sinds kort is hieraan ook immunotherapie toegevoegd.

39
Q

Wat is de standaard behandeling bij stadium III longtumoren?

A

Er is sprake van uitzaaiïng naar de mediastinale lymfeklieren. Dus geen operatie, maar chemoradiotherapie. Sinds kort is daar ook adjuvate immunotherapie voor 1 jaar aan toegevoegd.

40
Q

Wat is de standaard behandeling bij stadium IV longtumoren?

A

Zeer lage kans op langdurige overleving. Patiënten worden behandeld met chemotherapie. Bij bijvoorbeeld een EGFR-mutatie kan er gerichte therapie plaatsvinden met tyrosine kinase remmers. Daarnaast kan ook hier aanvullend immunotherapie gegeven worden.

41
Q

Bevindt het kleincellig longcarcinoom zich overwegend centraal of perifeer in de long?

A

Centraal

42
Q

Wat is een precursorafwijking van het adenocarcinoom?

A

Alveolair Atypische Adenomateuze Hyperplasie (AAH)

43
Q

Wat zijn 2 voorbeelden van een paraneoplastisch syndroom?

A
  • Hypercalciëmie: Overmatige TSH productie door de tumor
  • Syndroom van Pierre Marie-Bamberger: (Hypertrofische osteoartropathie), hier komt bijvoorbeeld clubbing en periostitis voor
44
Q

Welke 3 soorten longtumoren vallen onder de neuro-endocriene tumoren?

A
  • Kleincellig longcarcinoom
  • Grootcellig neuro-endocrien longcarcinoom
  • Carcinoïd
45
Q

Hoe kun je goed differentiëren tussen de primaire tumor en metastasen?

A

Rondom de primaire tumor zijn voorloperstadia te zien en bij de metastasen niet.

46
Q

Hoeveel ml vocht mag er bij een pleurapunctie maximaal aflopen om flauwvallen te voorkomen?

A

1500 ml