Week 12 Flashcards
Vanaf welke PSA waarde is er indicatie voor een biopsie?
4 ng/ml
Uit welke 2 onderdelen bestaat wetenschap?
- Kennis
- Een methode om betrouwbare kennis te verkrijgen
Wat zijn 3 belangrijke aspecten in de wetenschap?
- Empirisch bewijs: Gebaseerd op eigen ervaring, het is waarneembaar, herhaalbaar en meetbaar. De uitzondering hierop is autoriteitsbewijs.
- Logisch redeneren
- Kritisch denken: Afvragen of alles wel waar is en open staan voor nieuwe ideeën.
Wat zijn de 6 fases van een wetenschappelijke methode?
- Zinvolle vraag of belangrijk probleem: idee, verband, serendipiteit (niet
wetenschappelijk). Beïnvloed door culturele, sociale, politieke en economische factoren.
Vervolgstappen zorgen dat emotionele/culturele aspecten de uiteindelijke
betrouwbaarheid niet schaden; - Informatie verzamelen: is het een zinvolle vraag? Is het logisch? Is het meetbaar? Is het
onderzoek al gedaan? Is het herhaalbaar? - Vraag formuleren in een hypothese/PICO die weerlegbaar is. Dit is een voorstel voor
een mogelijk antwoord of oplossing, het is voorspelbaar en toetsbaar (falsifiable –
weerlegbaar); - Testen (verifiëren) met behulp van een test (experiment/interventie) of door te
observeren (op basis van de hypothese); - Hypothese accepteren, afwijzen of wijzigen: andere verklaringen zoeken;
- Publiceren zodat anderen kritiek kunnen geven op de studie of de studie eventueel
zouden kunnen herhalen.
Wat zijn de 3 demonen van de wetenschap?
● De dataduivel: data is slecht gearchiveerd;
○ Data verzamelen, meetkwaliteit, meetniveau;
● Het replicatieprobleem: studieresultaten moeten door andere studies gecheckt
worden;
○ Populatie tegenover steekproef (betrouwbaarheidsinterval);
● De verificatiekramp: te hard proberen het gewenste resultaat te krijgen;
○ Toetsen van hypothesen (mogelijke fouten).
Wat is het verschil tussen discreet en continu?
Discreet: Aantal kinderen, aantal dagen ziek
Continu: Lengte, gewicht
Wanneer gebruik je chi-kwadraat?
Bij nominale variabelen
Wanneer wordt de nulhypothese niet verworpen als de nulhypothese wel of niet in het betrouwbaarheidsinterval zit bij een verschil?
Als de nul in het betrouwbaarheidsinterval zit wordt de nulhypothese niet verworpen.
Wat is een type I fout?
Een type I fout is het geval als de nulhypothese verworpen wordt als deze in
werkelijkheid correct is.
Wat is een type II fout?
Bij een type II fout wordt de nulhypothese niet verworpen als deze in
werkelijkheid niet correct is.
Wat is eerlijker een fixed effects model of een random effects model?
Random effects model
Wat doet het eiwit PSA?
Het maakt het ejaculaat vloeibaar
Wat zijn 4 kenmerken bij de diagnose prostaatkanker?
- < 10% is symptomatisch bij diagnose
- De helft bij toeval: Mictieklachten
- De andere helft bij screening/check-ups
- De kans op prostaatkanker is de leeftijd - 10%
Wat zijn 4 manieren voor detectie van prostaatkanker?
PSA-test (prostaat specifiek antigeen) in het bloed. Deze is verhoogd bij zowel BPH,
prostatitis als een prostaatcarcinoom;
● Rectaal toucher: lichamelijk onderzoek, voelen aan de prostaat → voor de patiënt
minder prettig;
● Transrectale echo: als iemand een grote prostaat heeft, mag het PSA ook hoger zijn.
Met een echo kan het volume van de prostaat bepaald worden;
● Prostaatbiopten en pathologisch onderzoek: deze zijn nodig om de diagnose kanker
te kunnen stellen, maar zijn vervelend als diagnostisch middel (5% krijgt prostatitis na
prostaatbiopten). Indicaties voor een prostaatbiopt:
○ Kans op PCA > 12.5-20%;
○ Kans op agressieve tumor > 4-7%.
Bij welke 4 kenmerken bij prostaatcarcinoom is er een verhoogde kans op metastasen?
● PSA > 2 ng/ml;
● Gleason > 4+3;
● Stadium T3 of hoger;
● Intraductale groei of cribiforme groei.
Welke 2 opties voor niet behandelen zijn er bij prostaatcarcinoom?
● Watchfull waiting: er kan gekozen worden om niet curatief te behandelen en palliatie
te geven indien nodig;
● Active surveillance: regelmatige controles, uitstel van curatieve behandeling tot de
tumor progressie toont. Dit is geïndiceerd bij tumoren met een Gleason 3+3, laag PSA en
T1/T2-stadium. 60% van de patiënten is na vijf jaar nog steeds niet curatief behandeld.
Welke 3 curatieve opties zijn er bij prostaatcarcinoom?
● Radiotherapie: verschillende soorten:
○ External beam (cyberknife): uitwendige bestraling. Cyberknife is een
robotgestuurde methode van bestraling. Bij grote tumoren of een hoge
Gleasonscore (>8) wordt hormoontherapie toegevoegd;
○ Brachytherapie: inwendige bestraling, waarbij met een naald in de tumor
gestoken wordt, waarna deze verhit wordt. Met behulp van LDR-jodiumzaadjes
of HDR-iridium kan de ligging van de prostaat aangegeven worden. De ligging
van de prostaat varieert veel vanwege de vulling van rectum en blaas;
● Radicale prostatectomie: open chirurgie of laparoscopisch met een robot. Bij een kans
op positieve klieren van >5-10% wordt ook een lymfklierdissectie gedaan;
● Andere fysische methoden: cryotherapie, bestralen met protonen, HIFU-methode (high
intensity focal ultrasonography, verhitten als een soort van magnetronstraling).
Wat is de eerste keuze therapie bij gemetastaseerd prostaatcarcinoom?
Hormoontherapie (Androgeen deprivatie therapie (ADT)
Wanneer kun je spreken van microscopische hematurie?
Meer dan 3 erytrocyten per gezichtsveld, op 2 verschillende momenten bepaald.
Wat is de kans op een maligniteit bij microscopische en wat bij macroscopische hematurie?
Microscopisch: 2-5%
Macroscopisch: 30%