Week 8 Flashcards
Wat is een normaal aantal Hb in het bloed bij mannen?
8,5-10,5 mmol/L
Wat is een normaal aantal leukocyten in het bloed?
4-10 x 10^9 /L
Wat is een normaal aantal trombocyten in het bloed?
140-335 x 10^9 /L
Hoe kun je aan CD-markers zien of het een B-cel of een T-cel is?
Onder CD10 = T-cellen
Boven CD10 = B-cellen
Op welke 3 manieren kun je hematologische ziekten indelen?
- Niveau van cel/cellijn: Myeloïd of lymfatisch
- Niveau van orgaan: Beenmerg, lymfeklier of milt/lever
- Niveau van snelheid van ontstaan: Acuut of chronisch
Hoe wordt Acute Myeloïde Leukemie behandeld?
Er wordt begonnen met tweemaal chemotherapie, gevolgd door of nog een chemo of autologe of allogene stamceltransplantatie. De eerste tweemaal chemotherapie is inductietherapie en de behandeling erna is consolidatietherapie om de leukemie weg te houden. Bij jonge patiënten wordt er vaak naar stamceltransplantatie gekeken en bij middelbare leeftijd chemo. Tot slot wordt bij oudere leeftijd vaak supportive care gegeven.
Wat is het Myelodysplastisch syndroom (MDS)?
Het is een klonale aandoening van de hematopoietische stam-/progenitorcellen, gekenmerkt door (1) ineffectieve hematopoiese (te veel onrijpe cellen in beenmerg -> cytopenie (=anemie, neurtopenie en trombocytopenie)) en (2) de neiging tot leukemische evolutie.
Wat is vaak de klinische presentatie van MDS?
- Vermoeidheid/kortademigheid -> door anemie
- Terugkerende infecties -> door neutropenie
- Verhoogde bloedingsneiging -> door trombocytopenie
Welke 2 vormen van MDS zijn er?
- Primaire (de novo) MDS: Onbekende etiologie, maar mogelijk speelt de expositie aan carcinogenen of spelen erfelijke factoren een rol.
- Secundaire (therapiegerelateerde) MDS: Ontstaat door een behandeling met chemo- of radiotherapie voor een andere maligniteit. Bijvoorbeeld alkylerende middelen -> 5-15 jaar na therapie en topoisomerase II remmers -> 1-2 jaar na therapie.
Wat zijn de 5 onderdelen van de IPSS-R score om de prognose van MDS te bepalen?
- Cytogenetica
- Beenmerg blasten (%)
- Hemoglobine
- Bloedplaatjes
- ANC (neutrofielen)
Welke 3 vormen van supportive care zou je kunnen geven bij anemie?
- Bloedtransfusie
- Suppletie van foliumzuur, vitamines en ijzer
- EPO behandeling, maar deze heeft vaak weinig effect en is heel duur, dus wordt hij zelden toegepast.
Welke 3 vormen van supportive care kun je geven bij leukopenie?
- Granulocytentransfusie
- G-CSF, is niet heel nuttig en wordt niet vaak toegepast.
- SDD-profylaxe, is het kwijtraken van lichaamseigen bacteriën in de darmen, dit wordt gedaan om infectieuze complicaties te voorkomen.
Welke 2 vormen van supportive care kun je geven bij trombopenie?
- Trombocytentransfusie
- TPO, weinig effectief en wordt dus weinig gebruikt.
Hoe bereken je hoeveel eenheden erytrocytenconcentraat iemand nodig heeft?
Het is een Hb-stijging van 0,5-0,7 mmol/L per eenheid.
Hoe bereken je hoeveel eenheden trombocytenconcentraat iemand nodig heeft?
Het is een stijging van 30-50 x 10^9/L
Welke bloedgroep heeft een universele donor?
O-negatief
Welke bloedgroep heeft een universele ontvanger?
AB-positief
Wat zijn belangrijke gegevens om te weten voor een bloedtransfusie?
- Eerdere transfusies
- Zwangerschap
- Bekend met antistoffen
- ABO-bloedgroep
- Rhesus-D bloedgroep
- Screening op irregulaire antistoffen
Uit welke 3 stappen bestaat het behandeltraject van T-ALL?
- Inductiekuren (vaak in isolatie)
- Consolidatiekuren
- Nabehandeling van 2 jaar of een allogene stamceltransplantatie
Welke 2 afwegingen worden gemaakt voordat een allogene stamceltransplantatie gegeven kan worden?
Recidief risico vergeleken met het geven van alleen chemotherapie en mortaliteitsrisico (kan de patiënt een stamceltransplantatie aan).
Welke twee eigenschappen van hematopoietische stamcellen maken dat deze cellen gebruikt kunnen worden voor transplantatie?
- self-renewal
- multilineage differentiatie potentieel
Waarom is allogene stamceltransplantatie een vorm van immunotherapie?
Behalve de bloedvormende stamcellen bevat het transplantaat ook immuuncompetente cellen. Deze cellen (met name T-cellen) herkennen bij de patiënt de tumor (bijv. resterende leukemie cellen) als lichaamsvreemd. Dan ontstaat er een graft-versus-tumor effect optreedt en daarmee eliminatie van de residuele tumorcellen.
Wat is het verschil tussen myeloablatieve en niet-myeloablatieve conditionering?
Myeloablatief: Hoge dosis chemotherapie +/- totale lichaamsbestraling, toxisch/veel bijwerkingen, anti-ziekte effect op basis van conditionering en het graft-versus-ziekte effect.
Niet-myeloablatief: Lage dosis chemotherapie +/- totale lichaamsbestraling, niet toxisch/weinig bijwerkingen, anti-ziekte effect alleen door graft-versus-ziekte effect.
Wat is de belangrijkste indicatie voor autologe HSCT en wat voor allogene HSCT?
Autoloog: Multipel Myeloom
Allogeen: Acute Myeloïde Leukemie
Wat is er aan de hand bij het Hodgkin lymfoom?
De overgrote meerderheid van de lymfeklier wordt overgenomen door een ontstekingsinfiltraat: Lymfocyten, plasmacellen en eosinofielen (95%), vaak in combinatie met sclerose. Slechts 5% van de cellen zijn kankercellen -> Hodgkin-/Reed-Sternbergcellen (RS-cellen).
Zijn er bij Non-Hodgkin lymfoom vaker B-cellen of T-cellen betrokken?
85% is B-cel lymfomen
15% is T-cel lymfomen
Wat zijn verschillen tussen het Folliculair lymfoom en het Burkitt lymfoom?
Folliculair: Ouderen, indolent, behandeling bij klachten, milde chemotherapie, poliklinisch, chronische ziekte, lange overleving.
Burkitt: Jongeren, zeer agressief, spoedbehandeling, zeer agressieve chemotherapie, klinisch, acute ziekte, genezingskans 80%.
Wat is vaak de klinische presentatie bij een Diffuus grootcellig B-cel lymfoom (DLBCL)?
- Pijnloze lymfeklierzwelling (vaak hals)
- NHL kan overal in het lichaam voorkomen: Nodaal (lymfeklier) of extranodaal (orgaan)
- Agressief: Snelle groei
- Klachten door lokalisatie (pijn, pneumonie etc.)
- B-symptomen