Week 9 Flashcards

1
Q

Waarvoor is de associatie cortex van belang?

A

Alles wat geen reflex is. Het speelt een rol bij complex gedrag: perceptie, aandacht, planning, geheugen en controle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de globale functies van de parietaalkwab, frontaalkwab en temporaalkwab?

A

Parietaal: aandacht
Frontaal: planning
Temporaal: herkenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar zit de fusiforme gyrus?

A

In de temporaalkwab. Deze herkent gezichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is prosopagnosia?

A

gezichtsblindheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk hersengebied is betrokken bij inhibitie?

A

dorsolaterale prefrontale cortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de criteria van delirium volgens de DSM-5?

A

A. stoornis in het bewustzijn en de aandacht
B. Ontwikkelt zich in korte tijd, fluctueert
C. Verandering in cognitieve functies
D. Niet beter verklaard door neurocognitieve stoornis of coma
E. Aanwijzing voor somatische oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar is delirium een teken van?

A

falende cerebrale reserve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een soporeuse toestand?

A

minder dan 10 sec aanspreekbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke medicatie geef je bij een delirium?

A

D2 blokker: haloperidol
Tweede keus: risperidon en olanzapine.
Bij de ziekte van parkinson: clozapine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke twee soorten geheugen heb je?

A

Het non-decleratieve geheugen = impliciet geheugen
Het decleratieve geheugen = expliciete geheugen (feiten en gebeurtenissen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soorten expliciete geheugen zijn er en waar liggen deze in de hersenen?

A

Semantisch (feiten) & episodisch (gebeurtenissen), deze liggen beide in de mediale temporaalkwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soorten non-declaratieve geheugen zijn er?

A
  • priming (neocortex)
  • procedureel geheugen (striatum)
  • associatief geheugen (emotionele responens in de amygdala en skeletspieren in het cerebellum)
  • non-associatief geheugen (reflexen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van de hippocampus in relatie tot het geheugen?

A

Het is alleen nodig voor de verwerking van nieuwe herinneringen, dus een schakelstation. Het comibneert alle informatieve input, en stuurt het dan naar verschillende gebieden van de neocortex. Zodra informatie bronnen herhaaldelijk worden waargenomen ziet men dat de associatieve schorsen onderling meer verbindingen aanleggen en de hippocampus minder een rol gaat spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar ligt het directe- en werkgeheugen?

A

In de prefrontale cortex, als iemand is afgeleid is dit persoon dit direct weer vergeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe helpt synaptische plasticiteit tot de opbouw van het associatieve geheugen?

A

Wanneer een neuron pre en post synaptisch een actiepotentiaal afgeeft krijg je de opening van de NMDA-receptor. Deze laat calcium binnen en wordt CaMK2 actief. Hierdoor wordt het buureiwit op het inhibitoire domein gefosfolyseert. Hierdoor wordt AMPA geactiveerd en wordt het signaal versterkt. Dit geeft vervolgens dat de twee neuronen met elkaar gelinkt worden en het associatieve geheugen ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat valt er onde de cognitieve functies?

A

Gedachten: informatie waarnemen, opnemen en vasthouden, begrijpen, ordenen

17
Q

Wat valt eronder affectieve fucnties?

A

Gevoelens: stemming, emoties, vegetatieve verschijnselen

18
Q

Wat valt er onder de conatieve functies?

A

Gedrag: motoriek, motivatie, impulsen, gedrag.

19
Q

Welke soorten dementie zijn er op basis van lokalisatie?

A

Corticaal: frontaal, temporaal, parietaal en subtypen.
Subcorticaal: traagheid in aandacht, werktempo, concentratie en executieve funcites
Mengbeeld: lewy-body dementie

20
Q

Welk hersengebied is aangedaan bij de ziekte van Alzheimer?

A

degeneratie van de hippocampus, temporale en parietale schors.

21
Q

Welk hersengebied is aangedaan bij vasculaire dementie?

A

witte stof laesies

22
Q

Welke hersengebieden zijn aangedaan bij Creutzfeldt-Jakob?

A

Alle schorsgebieden en snel progressief

23
Q

Welk hersengebied is aangedaan bij lewybody dementie, parkinson en huntington?

A

basale kernen

24
Q

Wat zijn de kenmerken van de ziekte van Alzheimer?

A
  • sluipend begin, geleidelijk progressief
  • progressieve uitval van het geheugen, taal, visueel-ruimtelijke functies, praxis en uitvoerende functies
  • geen systemische of andere hersenaandoeningen, waaronder andere oorzaken van dementie.
25
Q

Hoe wordt de ziekte van Alzheimer gediagnosticeerd?

A
  • Uitval in twee cognitieve domeinen
  • Algemene atrofie op beeldvorming
  • Microscopisch: tangles -> TAU verhoogd en B-amyloid verlaagd.
26
Q

Welke medicatie geef je bij de ziekte van Alzheimer?

A

Er is geen etiologische therapie beschikbaar. Het verslomen proberen via: cholinesteraseremmers en antipsychotica.

27
Q

Wat zijn de klinische criteria van frontotemporale dementie?

A
  • sluipend, langzaam progressief
  • Vroeg verval van sociaal gedrag: decorumverlies en tactloos worden
  • Vroeg veranderd gedrag: apathie, zwerven, ontremming
  • Spraakstoornissen: niet vloeiende spraak of gestoord begrip
  • Vroeg ontstaan van emotionele vervlakking
  • Vroeg verlies van ziekte-inzicht
28
Q

Wat is het kenmerk van subcorticale dementie?

A

traagheid in het cognitieve functioneren

29
Q

Wat is de behandeling van dementie?

A

Cognitief: choniseteraseremmers (rivastigmine) en memantine (NIET: antipsychotica en antidepresiva)
Niet motore symptomen: REM-slaap gedragsstoornissen: rivotril, melatonine. Parkinsonisme: levodopa.